Jeugdliteratuur in
intercultureel
perspectief
niets op ons aan te merken hebben. Wij
hebben er net zo goed recht op als zij
om in Nederland te wonen."; TvdG)
Opdracht 3
Haar reactie is een uiting van een
bekend cultureel verschijnsel dat je aan
treft bij Nederlanders die na lange tijd
terugkeren naar ons vaderland en bij
Nederlanders die al een tijdje in het bui
tenland wonen. Deze groep landgenoten
hechten meer aan tradities en normen,
ook aan normen van taalgebruik dan
Nederlanders die hier wonen en wer
ken. Landgenoten van overzee zijn wat
meer behoudend in de goede zin van
het woord. Dat kan overigens heel ver
helderend zijn voor de thuisblijvers!
Kun je verklaren hoe dat komt? Betrek
in je antwoord de (in het boek opgeno
men; TvdG) artikelen van Oomkes
("Cultuurschok: het verliezen van hou
vast", in: Communicatieleer, 1986) en
Jungschleger ("Niet gewoon de dochter
van de kleine boeng", in: De Volkskrant,
8-10-1983). Misschien durf je een paral
lel te trekken met de buitenlanders hier
in Nederland."
Antwoord 3 (uit: Handleiding bij het
boek van Burghouts/Verdonk):
"In het artikel van Jungschleger staan
aanwijzingen dat moeder probeert beter
te zijn dan de Nederlanders en ook
beter weet wat de Nederlandse normen
zijn. Voor een deel komt dit besef voort
uit het feit dat zij door haar afkomst tot
de kring van de grote boeng behoort,
maar door haar huwelijk tot die van de
kleine boeng die niet geaccepteerd
wordt in het Nederlands-lndië, en toch
graag tot de kring van de Nederlanders
wordt gerekend. Voor een deel is de
pretentie beter te zijn dan de
Nederlanders in het moederland een
gevolg van het migratie-proces: in den
vreemde heeft men de eigen culturele
waarden soms angstvallig behouden, en
scherper getekend, vooral als men in
een minder gunstige maatschappelijke
positie verkeert. Als men teruggaat,
heeft men het idee een betere kijk te
hebben op de samenleving van het moe
derland dan de thuisblijvers. En daar gaat
de remigrant zich naar gedragen."
Opdracht 4 (didactische opdracht)
Het verhaal Matabia kan goed gelezen
worden in de onderbouw van het VO.
Het is niet moeilijk bij de tekst tekstver-
klarings-vragen te stellen. Maar moeilij
ker is het een opdracht te bedenken
waardoor leerlingen meer oog krijgen
voor de angst die vader en moeder heb
ben om geconfronteerd te worden met
de Nederlandse cultuur. Maak zo'n
opdracht."
De eigen culturele waarden relati
veren
Wat wilden Burghouts en Verdonk
eigenlijk bereiken met het aan de orde
stellen van MatabiaIn hun inleiding
schreven ze: "In onze opdrachten vragen
we interpretaties te maken van ver
schijnselen in andere culturen. We
beseffen dat hierbij vertekeningen ont
staan. De lezer beschikt nu eenmaal niet
over alle kennis die nodig is om een ver
haal in zijn juiste contekst te plaatsen en
dat hoeft ook niet. Ons doel is immers
op de eerste plaats de eigen culturele
waarden te relativeren, zodat er meer
oog ontstaat voor hoe mensen in ande
re samenlevingen samen leven."
Als je bekijkt hoe opdracht en antwoord
zijn geformuleerd kun je tot geen ande
re conclusie komen, dat Burghouts en
Verdonk heel weinig weten over en
begrijpen van Indische Nederlanders, en
dat ze Matabia bij uitstek vanuit autocht
oon Nederlands perspectief hebben
bekeken. Het minste dat je zou mogen
verwachten van dit boek met een doel
stelling zoals hierboven geciteerd, is dat
aankomende leraren er mee leren ste
reotypen (zoals de stelling aan het begin
en "de buitenlanders" aan het eind van
opdracht 3) ter discussie te stellen, te
relativeren, bijvoorbeeld door de vraag:
In hoeverre wordt deze stelling door
het boekfragment bevestigd of ontkend?
Of: in hoeverre zijn er volgens jou op
dit punt overeenkomsten en verschillen
tussen verschillende (groepen) autocht
onen in Nederland? Een opdracht waar
in op een suggestieve manier aan stu
denten wordt gevraagd om een
vooroordeel van de auteurs te onder
bouwen is het laatste dat in zo'n boek
had mogen staan. Zonde van al dat
belastinggeld dat er aan besteed is.
Interculturaliseren van lesmate
riaal
Over één punt wil ik geen onduidelijk
heid laten bestaan: ik ben een groot
voorstander van intercultureel onder
wijs en probeer daaraan bij te dragen in
mijn werk als opleider van toekomstige
docenten geschiedenis en als auteur van
schoolboeken (zie Moesson 36 nr. 4,
pagina 12). Waar ik bezwaar tegen heb
is een slordig en ondeskundig op een
hoop gooien van verschillende groepen
allochtonen in de Nederlandse samenle
ving, zonder dat in redelijke mate recht
wordt gedaan aan onderlinge verschillen.
Maar ik besef dat het "interculturalise
ren" van onderwijsmateriaal niet een
voudig is. Grofweg mag je ervan uitgaan
dat er naast de dominante autochtone
cultuur in Nederland een groot aantal
allochtone (van elders afkomstige) cultu
ren bestaan, die een voortdurende veel
vormige ontwikkeling doormaken. Maak
dat maar eens aan kinderen duidelijk.
Hoe belangrijk is het voor kinderen om
te weten waarom verschillende groepen
naar Nederland zijn gekomen? En moe
ten kinderen les krijgen over alle her
komstlanden? Over dit soort vragen is
nagedacht door de uit Aruba afkomstige
historicus Donk in het boek Geschiedenis
en intercultureel onderwijs (zie fragmenten
5 en 6).
Fragment 5 (uit: R. Donk, Geschiedenis
en intercultureel onderwijs, Leeuwarden
1992, pagina 29):
"De komst van Indische Nederlanders,
Molukkers, Antillianen, Surinamers kan
alleen goed verklaard worden als stu
denten en leerlingen kennis van en
inzicht hebben in de koloniale geschie
denis van Nederland. Dat deze etnische
groepen andere rechten en verplichtin
gen hebben dan Turken en Marokkanen
heeft ook met het Nederlandse kolonia
le beleid te maken. Conflicten van meer
derheid/minderheid wat betreft de ver
houding tussen Nederlanders en
Molukkers zijn alleen goed te begrijpen
als de historische achtergronden van de
gebeurtenissen in Indonesië tussen 1940
en 1962 worden bestudeerd."
27