O Vervolg van pag. 12 en penningmeester achter de bestuurs tafel en het resterende lid er moederziel alleen tegenover. Het was net of zij, het was een juffrouw, in het beklaagden bankje van een krijgsraad op haar ver oordeling zat te wachten. Verder waren alle muren behangen met schilderijen en tekeningen in de meest uiteenlopende stijlen en maten. Er hingen zelfs een paar aan het plafond. Desondanks sprak de kritikus na het aanhoren van onze warri ge doelstellingen en beoordelen van onze kunstwerken de hoop uit dat wij er in zouden slagen ons als amateurs in clubverband te profileren. Hij zei verder nog iets in onbegrijpelijk vakjargon en beloofde ons ook een paar regels in zijn kunstrubriek. Die fles jenever heeft er toen waarschijnlijk toe bijgedragen dat het een vriendelijk artikeltje werd, zon der steken onder water of schimpscheu ten. Het werd dan ook onmiddellijk uit geknipt en als eerste trofee in het door de secretaris aangeschafte clubplakboek geplakt. En goed nat ingezegend tijdens een speciaal daartoe uitgeroepen tus sentijdse bijeenkomst. Wonder boven wonder vonden alle daarna uitgeschreven maandvergaderin gen normaal doorgang en wisten we met de door ons gecreëerde artistieke hoogstandjes in een jaar tijds 3 exposi ties te organiseren. De eerste werd gehouden in de enige kroeg van een nabijgelegen gehucht. De tweede in een galerie, die kort daarop failliet ging. En de derde in een onverwarmd houten verenigingsgebouwtje, waarvan je de wanden aan de buitenkant moest stutten als je er aan de binnenkant een spijker in sloeg. Van die met veel zorg ingerichte exposities, welke stuk voor stuk waar devolle boodschappen inhielden, kwam helaas niks in de krant. Wel wemelde het iedere keer van de ooms, tantes, nichten, neven, vrienden en buren, die kwistig complimenten uitdeelden, niks kochten en alles in recordtijd naar bin nen werkten wat wij van ons clubgeld aan hapjes en drankjes hadden laten aan rukken. Het niet echt bij de burgerij aanslaan van onze verheven kulturele doelstellingen was wellicht de hoofdoorzaak van het successievelijk afkalven van ons moreel en de korte levensduur van onze club. Eén jaar bleef de boel overeind. Eigenlijk niet eens helemaal, want in het laatste kwartaal zat er bij de maandvergaderin gen niemand meer tegenover het bestuur, dat trouwens nog slechts uit de voorzitter en de penningmeester bestond. De laatste vergadering hebben we toen maar met z'n tweëen bij mij thuis gehouden. Was best gezellig, maar ook een beetje droevig, omdat het de definitieve afschrijving betekende van al onze hooggestemde toekomstverwach tingen, vooral de mijne. Op mijn voor stel om de club te ontbinden zei de pen ningmeester: 'Accoord, er zitten nog twee knaken in de kas. Zullen we die dan maar verdelen?' Dat voorstel werd met algemene stemmen aangenomen. Omdat tast- en zichtbare herinneringen aan catastrofale mislukkingen oude won den openscheuren, heb ik toen het club plakboek aan de penningmeester meege geven. De tranen sprongen hem in de ogen toen ik hem het vrijwel blanco geval overhandigde. Met het lid, dat ongeveer driekwart jaar in haar dooie eentje aan de andere kant van de bestuurstafel in het beklaagden bankje had gezeten, heb ik nog steeds een goed kontakt. Ze is nu een bekende schilderes en maakt mooie dingen. In ieder geval mooi genoeg om zelfs in het buitenland te exposeren en van de ver diensten tweemaal per jaar vacantie te vieren, met haar echtgenoot. Maar het succes is haar niet in haar bol geslagen. Vanaf de ondergang van onze club prin cipieel clubloos gebleven, blijft ze vol houden dat ze bij ons een leuke tijd heeft gehad en die maandvergaderingen altijd erg gezellig heeft gevonden. Op het laatste uur na, want dan hadden de consumpties de tongen meestal zo los gemaakt, dat je aan het heen en weer gekakel geen touw meer kon vastkno pen. Ze denkt dat dat ook de reden is geweest waarom het bestuur nooit tot besluitvorming kon komen en er zo weinig in de clubkas zat. Misschien heeft ze gelijk. Hoe dan ook: liever geen lid meer, of het moet zijn van een tweepersoons hengelsportver eniging in Hawaii. Maar het andere lid moet dan wel vijf kilometer verderop naar het water gaan zitten staren. En tussen ons in moet een rotspartij liggen, waar je niet overheen kunt kijken. En natuurlijk de laatste Moesson, voor het geval de vis niet wil bijten. UIT: JAVA EXPRES 1939 Toe nou! Je hebt me ge zegd, dat je voor mfj den dood in zijn oogen wilde kijken! Ja, maar h ij is nog levend „Heb je mijn verlovingsring al op gemerkt?" „Opgemerkt? Ik herkende hem direct!" Ik werk voor de onder steuning van de litteratuur. Hoezoo? Ik maak boekenkasten! 32

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 32