DE KACHEL EEN BEVING UIT 1943 36 Het was in de strenge winter 1946/47. Ik was toen tien, bijna elf jaar oud en we woonden in Wassenaar. In het huis werd alleen in de achterkamer gestookt en dat ook pas 's middags. Het was mijn opgave, uit school komend, de door mijn vader voorbereide kachel aan te maken; ik hoefde bij wijze van spreken er alleen een brandende lucifer in te gooien en later wat antraciet en dan de turf. In de praktijk was het wat moeilij ker en moest ik vaak op mijn knieën lig gend, blazend en kipassend het vuurtje aanmoedigen alsjeblieft niet uit te gaan, daar dat een alles weer leeghalen en opnieuw beginnen had betekend en zelfs aan aanmaakhout werd gespaard, arm als we waren! Mijn tweede opgave was de aardappels te schillen, een teil vol voor ons negen- persoons-huishouden, allen nog door de oorlog uitgehongerd. De kamer was nog ijskoud, de aardappels die uit de kelder kast kwamen ook en bovendien glazig en bevroren. Mijn vader had er een gewoonte van gemaakt de schillen te controleren; als ze te dik uitvielen zou ik zonder eten naar bed gestuurd worden, had hij gedreigd. Ik had een hekel aan alle huishoudelijke karweitjes, liever zat ik te lezen of tingelde ik liedjes op de piano! Ik kwam dus uit school in een ijskoud huis en had in mijn schooltas een paar nieuwe boeken uit de bibliotheek, waar ik erg nieuwsgierig naar was. Uit de keu ken haalde ik de kan met petroleum en ging daarmee de achterkamer in. Onze achterkamer werd door schuifdeuren, die in deze winter altijd gesloten waren, van de veel kleinere voorkamer geschei den. Er stond een grote eettafel met tien stoelen er omheen, een zwaar buffet en een secretaire, alles opgedoek te meubels van NSB-ers, die wij van het Rode Kruis hadden gekregen; zelfs een vloerkleed hadden we! De kachel stond in de rechterhoek naast de terras deuren. Ik haalde ook alvast de teil met de aardappels en zette die met een knal naast de kachel, in mijn woede gaf ik er nog een trap tegen, mijn schooltas met de bibliotheekboeken lag op tafel. Ik kan eenieder die deze woede van een tienja rig meisje, dat liever leest dan aardap pels schilt, niet begrijpt, aanbevelen eens in een koude kamer met koude vingers 50 koude, ten dele bevroren aardappels dun te schillen (ik moet er eerlijkheids halve aan toevoegen dat ik nog steeds in recordtempo uiterst dun aardappels kan schillen). Ik maakte er vaak een sport van de schillen zo lang mogelijk te maken en ze over mijn schouder de kamer in te gooien om dan uit de letters die ze op de grond beschreven, bood schappen te lezen die mijn toekomst betroffen: ik wilde zangeres worden, of schrijfster en trouwen wilde ik en rijk zijn. Nu ja, de derde wens is in ieder geval uitgekomen! Ik goot een scheutje petroleum in de kachel en bracht de kan terug naar de keuken, dat had mijn vader uitdrukkelijk bevolen. Daarna hield ik een lucifer onder aan de kachel en een vrolijk vuur tje begon te branden. Ik pakte nu toch een van de boeken en begon er in te lezen en te lezen en... de kachel! Die was koud en dood als een pier en de tijd was te krap om hem nu leeg te halen en opnieuw te beginnen. Nog een scheutje petroleum kon misschien geen kwaad en als ik dan nog een beetje blies... Ik haal de de kan weer, deed een scheutje in de kachel en bracht de kan weer weg. Ik stond net in de deuropening toen ik achter mij die enorme knal hoorde. Ik schrok geweldig, draaide me om en zag net het deksel van de kachel door de kamer zeilen en hoorde de klap waar mee hij op tafel viel. De kachel was met pijp en al uit de muur geschoten en vlammen sloegen er van boven en achte ren uit. Ik stond met mijn petroleumkan in de hand in de deuropening te trillen op mijn (toen erg dunne) benen. Ik zag hoe roet en gruis neerdaalde en alles met de mantel der liefde toedekte, zelf tussen mijn tanden knarste het gruis. Ik weet niet hoe, maar ik heb het voor elkaar gebracht de petroleumkan weg te dragen, de vlammen spuwende kachel pijp in het gat van de muur terug te schuiven, het deksel weer op de kachel te doen, de kamer schoon te maken en de aardappels snipperdun te schillen. Toen de familie thuiskwam, was van de catastrofe niets meer te merken. De kachel brandde gezellig en leek me knip oogjes te geven en alleen als iemand de moeite had genomen onder de tafel te kijken, had hij zich er misschien over verbaasd dat ik zo met mijn benen zat te bibberen! Het boek heette overigens Ben Hur. NELLIE HABERLAND Kortgeleden vonden in Indonesië twee zware aardbevingen plaats. De eerste nabij Flores en de tweede in de Banda Zee. De aardbeving bij Flores richtte aanzienlijke schade aan door het effect van vloedgolven. Dit herinnerde mij aan een beving die ik, als zeventienjarige, meemaakte op Dago, boven Bandoeng (West-Java). Die aard beving kwam 's avonds toen wij allemaal al sliepen. De houten bungalow (van het bungalowbedrijf ARNSBERG) kraakte ervan, ledereen schrok wakker en rende naar buiten. Ook een Japanse officier van gezondheid die in een naburige bun galow resideerde. Hij stond in zijn tja- wat te schreeuwen voor zijn huis. Wat hij riep was voor ons totaal onbegrijpe lijk, maar het zal wel een waarschuwing voor ons zijn geweest. Verbroedering onder invloed van natuurgeweld! Onlangs besloot ik deze beving na te trekken bij het KNMI te De Bilt en ik had zowaar succes. Dankzij de onvol prezen steun van de heer J.A. van Bodegraven van de afdeling Seismologie van het KNMI, kwam ik in het bezit van de volgende gegevens. Ik citeer het KNMI: "Registratie te De Bilt van de aardbeving op 23-7-1943 met het epi centrum ten zuiden van Midden-Java. De beving vond plaats om I4h:53 GMT*. Sterkte ca. 7 op de schaal van Richter. De eerste aankomst van de aardbevings trillingen in De Bilt, op een afstand van circa I I.750 km van het epicentrum, is om I5h.07 GMT in het seismogram aangegeven met een P). De seismische golven hebben ongeveer 14 minuten nodig om de afstand van I 1.750 km af te leggen." Noot van ondergetekende: Bij deze tijd moet men het tijdsverschil met Java optellen en dan komt men op ongeveer 22.15 u, 's avonds in Bandoeng. Graag zou ik willen weten wie zich die aardbeving uit Midden-Java herinnert. Vooral wil ik weten of er toen ergens belangrijke schade is aangericht en of er, aan de zuidkust van Java, sprake is geweest van een vloedgolf. Ik heb dat niet na kunnen gaan in oude Indonesische kranten want die zijn hier in Nederland zeer schaars. De gegevens van het KNMI zijn thans in het bezit van het Indisch Documentatie Centrum. C.G. VAN DER MEER MOHR

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 36