pensioenregelingen die in de Nederlandse militaire pensioenwetge ving zijn opgenomen (Defensie) danwel pensioenregelingen voor KNIL-militairen (Binnenlandse Zaken). Tot slot de opmerking dat Moesson via via in het bezit is gekomen van een briefcopie van de Stichting Dienstver lening Veteranen te Utrecht, waarin zij stellen dat ze in oktober jl. de kwestie van de ex-Indische dienstplichtigen bij de Kon. Marine en de eenmalige 7500 onder de aandacht van het Ministerie van Defensie hebben gebracht. Van 'Indische' organisaties hebben we de afgelopen maanden taal noch teken ver nomen, en dat terwijl we ons kunnen voorstellen dat verschillende Indische organisaties zich met deze materie heb ben bezig gehouden. Helaas heeft dat niet geresulteerd in informatievoorzie ning, noch welke Indische organisatie als aanspreekpunt kan worden beschouwd. MADELEINE GABELER DE AMBTENAAR VAN BINNENLANDSE ZAKEN GEEFT EEN TOELICHTING. In het radioprogramma TROS Klantenservice op 22 december jl. had verslaggever Joop Sieraad een gesprek met de heer Vrouwenvelder uit Edam, een ex-Indisch dienstplichtige bij de Kon. Marine. De heer Vrouwenvelder vertelde in het eerste uur van deze uitzending over zijn aanvraag voor de 'Eenmalige uitkering van 7500' en over het antwoord van Defensie. Hieronder volgt de door de heer Vrouwenvelder uitgetypte tekst van het tweede uur van deze radio-uitzending, waarin ver slaggeverjoop Sieraad (S) bij de heer De Winne (W), hoofd van de Afdeling Pensioenen en Sociale Zekerheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken probeert uit te vinden hoe het zit met die 7500 en de Indische dienstplichtigen van de Kon. Marine. S: Mijnheer De Winne, allereerst de vraag: waarom moet ik bij het ministerie van Binnenlandse Zaken voor het antwoord zijn en niet bij Defensie? Het zou toch typisch een zaak voor Defensie zijn. W: Ik denk dat u daar gelijk in heeft. In principe is dit een zaak die voor het Ministerie van Defensie is. Alleen denk ik dat de koppeling is gelegd met het Dienstplichtbesluit Ned. Indië en dit ministerie gaat over de overzeese pensioenen en dat is ver moedelijk de reden dat men bij mij is gekomen. S: Het probleem is inmiddels wel duidelijk. De heer Vrouwenvelder wacht nu inmiddels bijna anderhalfjaar op het antwoord of hij nu ja of nee een uitkering van 7500 krijgt. Waarom duurt dat allemaal zo lang, dat antwoord. W: Ja, ik werd daar ook min of meer door verrast. Mij was deze zaak pas tot voor kort bekend. Ik heb begrepen uit het ver haal van de heer Vrouwenvelder, dat deze zaak al anderhalfjaar bij Defensie ligt. Ik zelf ben pas met deze categorie militairen geconfronteerd sedert een maand geleden. Ik denk dat het antwoord op die vraag bij Defensie gezocht moet worden. S: Ja, maar voorlopig praat ik maar even met u verder. Behoort de heer Vrouwenvelder inderdaad tot de groep die over het hoofd gezien is? Hij is destijds ingezet bij de Marine in het toenmalige Ned. Indië. Hij is duidelijk geen KNIL-militair. Behoort hij dus tot een categorie die inderdaad buiten de boot valt? W: Buiten de boot vallen, over het hoofd zien... Ik denk dat ik beide, in ieder geval de laatste vraag ontkennend moet beant woorden. Er is uitdrukkelijk aandacht voor deze categorie militairen. Dat heeft er ook toe geleid, ik zei het al, dat ik een maand geleden met deze zaak werd geconfronteerd. We zijn in gesprek met Defensie om te bezien of deze categorie alsnog in een stuk wetgeving van Binnenlandse Zaken kan worden meegenomen. S: Ja, met andere woorden zou je kunnen zeggen dat Defensie deze categorie over het hoofd heeft gezien. W: Die indruk heb ik niet. S: Maar het is wel zo, dat Binnenlandse Zaken het nu in ieder geval voor deze categorie gaat opnemen. W: Wij hebben hier ook aandacht aan besteed en we hebben ook voorstellen ontwikkeld om deze categorie mee te nemen in een soortgelijke wet zoals die door Defensie is getroffen maar dan ten behoeve van KNIL militairen. S: En gaat het dan ook om eenzelfde uitkering, die van 7500? W: Het gaat inderdaad om eenzelfde uitkering van 7500. Wel zal moeten worden voldaan aan een aantal criteria en dat zijn ongeveer dezelfde criteria die zijn neergelegd in de wet van het Ministerie van Defensie. S: Gaat het eigenlijk om veel mensen, die dan alsnog in aanmerking komen voor deze uitkering? W: Naar ik heb begrepen gaat het om een categorie van maximaal 100 personen. S: Dat aantal valt nogal mee. W: Tja, honderd personen is een relatieve hoeveelheid. Je zou kunnen zeggen dat het meevalt, ja. S: Wat dat betreft heb je eigenlijk een heel goed antwoord voor de heer Vrouwenvelder. Er wordt aan gewerkt. Maar dan nog even de vraag: wanneer krijgt hij nou antwoord? W: Dat antwoord zal dus van Defensie moeten komen. Maar zoals ik al zeg, wij hebben er hier bij Binnenlandse Zaken serieus aan gewerkt om deze categorie bij wetgeving mee te nemen. Maar ik kan er verder nog niets over zeggen omdat het betreffende wetsontwerp eerst nog voor advies naar de Raad van State moet en daarna zal het door het parlement moeten worden behandeld. S: Maar u weet net zo goed als ik als het om een wetsontwerp gaat, dan duurt dat maanden en misschien jaren. W: Ik denk dat dat in dit geval een wat pessimistische inschatting is. S: In een paar maanden zal de zaak gepiept kunnen zijn, om het zo maar uit te drukken? W: Dat is weer een te optimistische inschatting. Ik denk dat hier het normale wetgevingstraject zal worden gevolgd. Maar ik sluit niet uit, dat het in ieder geval nog in 1993 kan worden gerealiseerd. S: Mijnheer De Winne, bedankt voor uw uitleg. We laten het hierbij. POST SCRIPTUM De heer De Winne, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, heeft Moesson op 28 januari jl. laten weten dat het des betreffende Wetsontwerp inmiddels voor advies naar de Raad van State is gezonden. 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 7