Processie op Bali, één van Harry's schilderijen
onghuisje, waar we weer oude beken
den ontmoetten.
Ook brachten we een bezoek aan onze
oude achterbuurvrouw, één van de wei
nige overgebleven oud-Indische kennis
sen daar in Indonesië. Ook zij woonde
er heel bescheiden en was blij met het
weerzien; ze heeft mij zien opgroeien in
die gelukkige jaren. We konden ons die
verjaarsfeestjes bij haar thuis nog goed
herinneren; er werd gedanst op live
Hawaiianmuziek, verzorgd door Indische
jongens, zoals dat er altijd toeging bij
Indische families... (Oh, waar blijft die
TIJD!)
Van haar vernamen we ook, hoe het
onze pleegmoeder was vergaan tijdens
onze afwezigheid, haar verblijf in het
Tehuis voor Ouden van Dagen, tot haar
heengaan en begrafenis onder grote
belangstelling toe. De volgende dag
reeds bezochten we haar rustplaats.
Emoties kwamen los bij het zien van die
heel eenvoudige rustplaats temidden van
de beter verzorgden... Oh, we hadden
zoveel met haar willen praten, bedanken
vooral, voor al haar goede zorgen. Het
spijt me verschrikkelijk, dat ik haar
eigenlijk zo weinig te bieden had, toen
ze nog leefde, behalve wat pakketjes
met levensmiddelen uit Holland, toen ik
nog gewoon soldaat I was (mijn korpo-
raalstijd, had ze niet meer gekend). Ze
verdiende gewoon meer...
Uiteraard bleven we niet alleen in
Bogor; alsof we de tijd wilden inhalen,
die ons tekort was gedaan, bezochten
we o.a. per bus en trein, de Puncak,
Pelabuhan Ratu, Cianjur, Bandung, de
Tangkuban Prahu, Penggalengan en het
meer van Cileungsa.
Na een onvergetelijk verblijf van ruim
een maand, moesten we helaas dat land,
ons land eigenlijk, weer verlaten; dat
was op I I augustus 1969. We voelden
ons op slag ellendig. Geheel apathisch
lieten we ons terugvliegen Oh God,
waarom wordt er toch zo met ons
Indischen gesold; wat kon ons die oorlo
gen nou schelen; waarom konden we
niet rustig in een land blijven wonen en
werken, vredig naast en met elkaar, die
er ook geboren waren... Uiteindelijk
hebben de Hollanders, de Indonesiërs
en de Japanners hun eigen land en vlag
na die oorlogsjaren. Maar wij, waar
horen we eigenlijk thuis!? Waar kunnen
we ons weer thuis en gelukkig voelen.
Des te duidelijker ervoeren we dat bij
aankomst op Schiphol; geconfronteerd
met de harde werkelijkheid, was het net
of we ontwaakten uit een heerlijke
droom. Het stond voor ons toen al vast.
We zouden regelmatig terugkeren naar
ons zonnig geboorteland, alleen DAAR
kunnen we ons echt weer thuis voelen
en gelukkig zijn, al heet het nu
Indonesië.
En zo is het ook gegaan, bijna ieder jaar;
we konden gewoon niet rustig in
Holland blijven. Zelfs niet tijdens de
zomermaanden. We misten de sfeer en
de natuur vooral. Financieel konden we
ons dat, later vooral als AOW'ers, mak
kelijk permitteren. Wijlen mijn broer,
heeft helaas niet lang van zijn AOW
pensioen kunnen profiteren; hij overleed
op tragische wijze, vrij kort na zijn 65e.
Ik leed er vele jaren erg onder; niet
alleen omdat hij mijn broer was, maar
we hadden zo veel met elkaar gemeen,
hadden dezelfde denkwijze, hobby's en
idealen. Hij is een enorme troost voor
me geweest. We hadden het haast altijd
over Indonesië; avonden lang konden
we genieten van de vele dia's en films zo
tijdens de donkere wintermaanden,
opgeluisterd met kroncongmuziek. Oh
wat mis ik hem nu...waar blijft die tijd.
Niettemin blijf ik geregeld naar Indone
sië reizen en ben er inmiddels al 12 keer
geweest. Ik heb de vele veranderingen in
al die jaren zien plaatsvinden; in Jakarta
vooral. Vaak zag ik dat met pijn. Veel
van het gemoedelijke, schilderachtige en
gezellige gaat verloren; steeds minder
vind je nog die oud-Indische woningen,
met open voorgalerijen. Zelfs biliken
kamponghuisjes met atap bedekkingen,
zie je bijna niet meer de laatste jaren.
Begrijpelijk wel, want de Indonesiërs
willen vooruit. Gelukkig is het niet zo bij
de familie waar ik altijd mijn onderdak
kan vinden; ze wonen nog heerlijk in een
oud-Indisch woninkje, met een open
voorgalerijtje, aan een rustige zij-land
weg, omgeven door koele geboomten,
aan de rand van Bogor en notabene vlak
bij dat golfterrein Tegal Sapi.
Heel gelukkig ben ik met de daar geno
men duizenden dia's en de laatste jaren
vooral met de videobeelden. Oh God,
wat een pracht uitvinding is dat toch;
om zo maar weer al dat dierbare op
nieuw te beleven via de TV. Een simpele
druk op de knop en je bent meteen
weer daar, daar tijdens een verrukkelij
ke wandeling langs vredige landwegge
tjes, bij die bruisende kali's, bij dat mur
melende heldere bergbeekje, op die
gezellige pasars, aan die ruige Zuidkus
ten, bij die watervallen, die bruiloften,
kroncong, tijdens hachelijke vaartoch
ten. Zo'n video is gewoon DE uitkomst
voor een ieder die een binding heeft
met Indië, de heimweelijders vooral.
Ik heb nu nagenoeg geen familie meer;
nakomelingen van mijn neven en nich
ten, zelf al volwassenen, kennen me nau
welijks. Ook verlies ik steeds meer
vrienden en tijdgenoten, gelijkdenken-
den. En trouwens voor ons Indischen,
uit de eerste generatie, wordt steeds
minder gedaan over het algemeen.
Steeds minder kroncong en zelfs
Hawaiianmuziek bij Indische evenemen
ten. Gelaten moeten we maar je reinste,
keiharde discomuziek aanhoren; het lijkt
of ze ons daarmee willen wegjagen!
Rest ons dus ons terug te trekken in
huis waar we tenminste ons zelf kunnen
zijn. Gelukkig zijn hierbij eigenlijk de
eenzamen. Zij kunnen tenminste nog
ongestoord dromen bij het luisteren
naar kroncong, Hawaii of countrymuziek
van hun keuze. Ik zelf kan dat goddank
doen. En nogmaals, die videobeelden,
dia's en geluiden uit Indonesië en vooral
het telkens weerzien met dat land, ons
geboorteland, maakt me gewoon geluk
kig al is het maar een schrale troost.
21