was het tuinieren en het verzorgen van kamerplanten. Ik heb hier wel wat van opgestoken! Ik was verrukt van die prachtig bloeiende geraniums en kern- bang poekoel ampat. Mijn vraag waarom ze er zo gezond uitzagen werd altijd genegeerd totdat ik op een hele vroege morgen mijn moeder op heterdaad betrapte... ik zag haar iets smerigs doen: scheutjes 'levenselixer' voor die planten uit haar pot-de-chambreü! Helemaal niet gegeneerd over die ontdekking trachtte ze haar onthutste zoontje te kalmeren met maar het is verdund, hoor! het mag niet te sterk zijn!" Sindsdien heb ik me stilletjes afgevraagd of die fabriek van kamerplanten-kunstmest met opzet de naam Pokon heeft uitgekozen!? Behalve die leuke herinneringen waren er ook donkere momenten in mijn jonge leven tje; soms werd ik verwaarloosd! Vaak, véél te vaak waren Edu en ik plotseling 'grote jongens' die best op zichzelf kon den passen als onze ouwelui het in hun hoofd kregen om naar De Soos te gaan. Machteloze woede bracht dan de slof of de rotan tevoorschijn. Op een gegeven dag, na een fikse aframmeling was het me te veel; die vrouw houdt niet meer van mij, ze is totaal uit de rails gelopen met die 'oom'! Ze heeft MIJ niet meer nodig, ik loop weg! Lees hier: "ik rij weg", want ik had altijd mijn ouwe, getrouwe autoped met hardrubber bandjes (nooit ban-kempès met hem!) klaar staan voor zo'n eventualiteit. Dus werd hij beladen met een boodschap pentas met brood, boter, pindakaas en jam, flesje mineraalwater, zeep, hand doekje en extra handsop. Dag huis, vaar wel Batavia! Mij zie je nooit meer! En zo trapte ik die late middag verwoed rich ting Koningsplein, een paar kilometers ten zuiden. Met minachtend gemopper liet ik De Soos links liggen met al die lij ven die worstelden op de maat van die decadente moderne dansmuziek! Wat zién ze daar in! Vlug doortrappen, nog een kilometer, uitrusten en wat eten onder een warin- gin; als je honger hebt dan eet je wel graag brood en jam - zonder boter die tot olie gesmolten was. De zon stond opeens onbehaaglijk laag en het begon koel te worden. Voortmaken! Maar waarheen nu? Onder die donkere boom was het wel wat griezelig en die nja- moeks begonnen aan te vallen.... Toen zag ik voor het eerst de keerzijde van de medaille: Arme moeder van mij! Ik begon werkelijk medelijden met haar te krijgen. Wat moest ze doen zonder mij? Geen hulp meer met japonnen maken en kruiswoordraadsels, geen partner voor kaartspelletjes. Ik zag haar al zitten, doodzielig alleen voor een bord warme rijst met sajoer lodeh, opor ajam, sambal Na 41 jaren weer samen in Den Haag goreng oedang... en niemand om te hel pen met de afwas! De terugweg werd in recordtijd afge legd, ik zou nooit meer mijn moeder zoiets aandoen! Blijvende indrukken van Batavia waren schaars; evenwel er waren twee in het bijzonder, allebei van muzikale aard. De wekelijkse taptoes en de Bataviasche taxi's. Ik zie me nog marcheren met honderden kinderen, blank en bruin, achter die zwetende troepen en muzi kanten, fakkels en petroleumlantaarns het geheel zo'n feestelijke indruk geven de. De taxi's? Ja hoor, ook muzikaal, sommige tenminste. De meeste chauffeurs gaven in die dagen de voor keur aan de baltoeter en er waren vir tuozen onder hen, niet gewoon "brot- brot"! maar een veel zwieriger "do-liet-dot-brièèèt lieten horen! Met deze zwanezang zeg ik "vaarwel stad van zweet en kinderleed" en "wel kom Bandoeng", stad van frisse lucht, bergenweelde en jeugdliefde! Hier was een stad met herinneringen aan mijn laatste jaren op de lagere school. De zesde klasse en de zevende doorliep ik in de nogal elite BSV aan de Engelbert van Bevervoordeweg waar ik veel 'sweet memories' aan heb overge houden. Mijn boezemvriendje was Aart Merkelbach - net als ik toen - een spriet van een kereltje, ook vreedzaam en niet vechtlustig. Wat we óók met elkaar gemeen hadden... koeping lowo, hij twee en ik één, een groot nadeel met wiel rennen want je kon ze nooit in vaan stand zetten! Op de foto staat hij naast onze populaire onderwijzer, de heer Cornelisse. Hoe kwam ik aan deze foto van 1938? Ikzelf stond er niet op; was door ziekte absent. Het antwoord zat op de voorste rij, vierde van links, het brandpunt - mijn oude vlam - Ineke Kimmijser. Jaren geleden was deze foto al eerder gepubliceerd in Tong Tong met o.a. de volgende opmerking van Ineke Kleinhoonte van Os-Kimmijser: "Je keek ook niet naar blank of bruin, als maar aardig, ja! Ik ben tenminste tot over mijn oren verliefd geweest op don kere jongens..." Dit artikel las ik in augustus 1992 in dat hoogst waardevolle archief van het IFA in Den Haag. Wat ging er toen in me om!!! Inderdaad, Ineke en ik zweefden rond elkaar als bijen rond een honingpot. Wat hadden we tezamen afgefietst in Bandoeng en omgeving; het verbaast me nog steeds dat ik voor mijn eindexamen slaagde, ik was toch zo vol van dat lieve kind! Ik had een strategische plaats op een bank achter haar zodat ik met haar mooie blonde vlechten kon spelen. De leraar had het gauw in de gaten en ik werd verplaatst om het contact te ver breken.... Geloof dat maar, NIETS kon tussen ons staan, er waren altijd gewilli ge handen die onze romantische brief wisseling verzorgden. Na stiekempjes lezen werd deze 'post' gnuivend doorge geven. Helaas mocht dit niet lang duren en de HBS rukte mij van deze jeugdlief de weg. Binnen een jaar daarna was ik op weg naar Makassar, weer slachtoffer der ouders' grillen. Maar vergeten zou ik haar nooit! Dertien jaren later (jaren van leed, ontreddering en hartzeer die we allemaal hebben ondervonden) in 1951toen ik op het punt stond naar Nieuw Zeeland te emigreren, vond ik haar plotseling in Den Haag... De vlam brandde nog steeds: "Kom mee om een nieuw leven te beginnen", polste ik. Helaas... ze was net verloofd! Was dat vaarwel voorgoed? Eenenveertig jaren later - dank zij het IFA - ontmoetten we elkaar, wederzijds met gemengde gevoe lens, teruggrijpend naar een onvergete lijke tijd van jeugdliefde, wreed ver stoord door oorlogsgeweld, gemiste kansen en omstandigheden. Maar is dat dan niet een onvermijdelijk deel van een mensenleven? 'Ships that pass in the night'!? Desalniettemin, laten we blij zijn met mooie herinneringen die we dankzij ons fenomenaal geheugen tot vandaag aan de dag kunnen herleven. Ja, Bandoeng leeft nóg, in meer dan één opzicht, zoals ik later zou ondervinden in mijn gedwongen verblijf in het buur- stadje Tjimahi, vijf jaren later. (wordt vervolgd) 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 13