Bali aanwezig zijn. In brieven aan zijn vrouw in Nederland beschrijft hij de ver schrikkingen van het bombardement op Badung en de ongelijke krijgstocht die zal eindigen in een puputan, d.w.z. een strijd tot het einde, waarbij het gehele hof van Badung, vrouwen en kinderen incluis, ge kleed in rituele kleding, zelfmoord pleegt in front van verbijsterde Nederlandse solda ten. Het Friese gezegde "Liever dood dan slaaf" blijkt ook de Balische vorsten goed te passen. Later zal hij als ooggetuige verslag doen in de Nederlandse pers van zijn oorlogserva ringen. Er worden kamervragen gesteld en mede door zijn berichten krijgt Bali een speciale behandeling binnen het Indische deel van het Koninkrijk. Bali dient zoveel mogelijk in ongerepte staat behouden te blijven. Een wapenfeit van Nieuwenkamp zelf is bijvoorbeeld het redden van de deuren van de puri (paleis) van Badung die de soldaten als brug voor zwaar transport wilden ge bruiken. Deze deuren waren prachtig be werkt en ze zijn door hem naar Holland getransporteerd en bevinden zich thans te Leiden. In familiebezit van Nieuwenkam- pen zijn nog steeds twee houten vergulde leeuwtjes, die deel uitmaakten van de draagstoel van de vorst van Badung, die daarin gezeten op weg ging naar zijn tra gisch einde. Nog voor de veldtocht was afgelopen, is Nieuwenkamp al weer op weg om te teke nen en te ontdekken. Hij reist met twee dragers via Kapal en Marga langs het Bratanmeer naar Boeleleng geheel door vijandig gebied. Hij zegt weinig vijandigs van de bevolking te bespeuren. Tot zijn verbazing, maar ook grote trots blijkt hijzelf met zijn fiets en al vereeuwigd te zijn. In Kubutambahan, Noord Bali staat nu nog het tempelreliëf waarop hij voorkomt, ge zeten op zijn fiets! Zo groot was de indruk die hij er mee maakte. Nieuwenkamp als fietsend kunstenaar, afge beeld in 1904 in de tempel van Kubutambahan. De landing van de Hollandse troepen te Sanur' door Nieuwenkamp getekend en afgedrukt in zijn boek 'Bali en Lombok', rechts de vloot, links staat nu het Bali Beach Hotel. Thans kan men daar dat reliëf nog zien, al is het veranderd, want de grote aardbeving in 1918 beschadigde ook deze tempel. Omdat de kunstenaar die het beschadigde reliëf repareerde ook nog nooit een fiets had gezien, wijzigde hij de voorstelling naar eigen inzicht en is o.a. het achterwiel veranderd in een bloem. Dit reliëf wordt nu in bijna elke reisgids over Bali afgebeeld. Ruim een maand na de landing van het leger is hij in Pedjeng en meet de grote bronzen trom op, ook wel de 'Maan van Pedjeng' genoemd. Deze bevindt zich daar in een van de oudste tempels van Bali. De tekeningen ervan zijn zo precies dat ze nu nog steeds worden gekopieerd. Om dat huzarenstukje uit te voeren was een grote hoeveelheid lef en tegenwoor digheid van geest nodig, want aanraking van de trom was de doodstraf waard. Nieuwenkamp kon kennelijk als hij dat nodig vond zeer autoritair optreden en snel handelen. Op een soortgelijke wijze heeft hij ook het beeld nagetekend dat verborgen is in de tempel van Trunjan bij het Batur-meer. De toegang daartoe is ook tot op heden verbo den voor vreemdelingen. Beide tekeningen publiceert hij later in zijn boek 'Bali en Lombok'. Tesamen met dr. Thieme beklimt hij de top van de vulkaan de Batur. De groep Baliërs die uit nieuwsgierigheid een eindje meeliep keek toe vanuit de verte hoe de krater beklommen werd. Maar men ging terug naar huis in de veronderstelling dat beide mannen door de vulkaan gedood waren. Nieuwenkamp tekende ook de Baturtempel, een van de belangrijkste tempels van Bali, die enige jaren later door een uitbarsting van de gelijknamige vulkaan zal worden verzwolgen. Nieuwenkamp had ook een grote belang stelling voor weeftechnieken en zo ont dekte hij het bestaan van de dubbel ge- ikatte doeken die in Tenganan worden gemaakt. Hij zal die werkwijze uitgebreid beschrijven in zijn boek, 'Bali en Lombok', dat het eerste standaardwerk over de in heemse Balische kunst en cultuur wordt. Wordt vervolgd. Een deel van een der deuren van de puri van Badung, nagetekend door Nieuwenkamp. 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 19