weet, is dat Sriwijaya vanaf ongeveer 890 werd geregeerd door het boeddhis tische vorstengeslacht der Sailendra's, dat afkomstig was uit Midden-Java, waar het in de voorafgaande eeuw de Mahayanistische heiligdommen Kalasan, Borobudur en Mendut had laten verrij zen. De genadeslag werd aan Sriwijaya in 1377 toegebracht door de strafexpeditie van koning Rajasanagara (Hayam Wuruk) van Majapahit. Daarna raakte het gebied in verval en in vergetelheid. In de 15e eeuw werd de islam vanuit Malakka in dit gebied geïntroduceerd. De latere geschiedenis van Palembang wordt beheerst door het islamitische sultanaat, dat in de loop der eeuwen een goed georganiseerde machtspositie wist op te bouwen. Volgens de Palembangse kronieken was de grondlegger van deze illustere dynastie een zekere Kiyai Geding Sura Tua, die omstreeks 1561- 1562 vanuit het sultanaat van Demak op Java naar Palembang was gevlucht, nadat Demak door het sterkere rijk van Pajang was verslagen. De dynastie heeft zestien heersers gekend. De dertiende sultan, Mahmud Badaruddin I heeft in 1740 de grote moskee Masjid Agung laten bou wen. De vijftiende sultan, Muhammad Baha'uddin, liet in 1797 een grote nieu we kraton aanleggen langs de Musi, naast de oude kraton. Deze nieuwe kra ton, waarvan de buitenmuren nog over eind staan, werd later bekend als de Benteng. De bekendste sultan van Palembang is wel geweest de zestiende en tevens de laatste, Mahmud Badaruddin 11(1803-1821Met zijn overgave in 1821 en verbanning naar Ternate eindigt het roemruchte sulta naat en begint de koloniale periode. Palembang werd een residentie onder de eerste resident Reijnst, die zetelde in het nieuw gebouwde residentshuis (thans museum), dat op de plaats van de oude kraton verrees. De sultans van Palembang hebben altijd een grote staat gevoerd. Als feodale heersers hadden zij de absolute macht over hun onderdanen. Het landsbestuur was in handen van de hofadel: pangèran en de lagere adel: mas-agus en kemas, die ieder het gezag over een bepaald district uitoefenden. Aan het hoofd van een district of marga stond een pasirah, die weer de leiding had over de kria of dorpshoofden van de dorpen of dusun in zijn gebied. En daaronder kwam het gewone volk, dat schatplichtig was en dat een deel van de opbrengsten van het land als belasting aan zijn meerderen moest afstaan. De belangrijkste handels- produkten waren peper en sinds 1710 ook tin uit het aan Palembang onderho- Vlotwoningen: rumah rakit, langs de Musi 1934 rige Bangka. Voor de V.O.C. waren dit belangrijke produkten, waarvoor zij gedurende de 17e en 18e eeuw steeds tevergeefs heeft getracht het monopolie te verkrijgen. In die tijd had de V.O.C. een kleine permanente factorij in Palembang aan de rechteroever (ulu) van de Musi, tegenover de kraton, die aan de linkeroever (ilir) lag. Palembang leverde echter nog veel meer: bospro- dukten en een grote verscheidenheid aan handwerkprodukten, zoals allerlei soorten vlechtwerk, aardewerk, goud draadweefsels, siermeubels als kasten en kisten en vooral hout voor de bouw van de huizen op palen en van de veelsoorti ge kleine en grote vaartuigen, die in gro ten getale het handelsverkeer en het rei- zigersvervoer over het water tot in de verste uithoeken onderhielden. Vanzelfsprekend was er ook een grote invoer van goederen uit de andere delen van Indonesië en uit de Aziatische lan den. Daardoor kenmerkte Palembang zich als een levendige handelsstad met een sterk kosmopolitisch karakter. Behalve de oorspronkelijke Maleise bevolking, die hier al sinds mensenheu genis woonde, bestonden de inwoners ook uit Chinezen, Minangkabauers, Javanen, Arabieren en Indiërs. Zij allen hebben in de loop der tijden hun stem pel gedrukt op de bewoners van Palembang en omgeving en zodoende bijgedragen aan het specifieke karakter van de Palembangers en hun cultuur. Van het kratonleven zelf is niet zoveel bekend. Soms roepen de kronieken in de fantasie het beeld op van sultans, die in de troonzaal als oosterse potentaten het stralende middelpunt vormden, temidden van een schare familieleden, hofedelen, dienaren en dienaressen. Opvallend was het rood en zwart gelak te en vergulde houtsnijwerk, dat niet alleen de architectuuronderdelen van de kraton sierde, doch ook rijkelijk was aangebracht aan bruidskasten - en kis ten, toiletspiegels, piramidevormige ladenkistjes en vrijwel alle andere hou ten huisraad. Maar ook de pencalang, een grote comfortabele reisprauw van de sultan, was op dezelfde wijze ver sierd. De statieprauw waarmee hij zich op de Musi vertoonde, had de vorm van een gekroonde naga of mythische slang. Het is niet gewaagd te veronderstellen, dat deze traditie reeds uit de Sriwijaya- tijd stamde, die volgens een oude bron ook reeds bekend was om zijn bijzonde re houtsnijwerk. Ontegenzeggelijk heeft het Palembangse hof ook veel Javaanse cultuurelementen geïntegreerd, zoals o.a. blijkt uit een aantal Javaanse termen en eigennamen en uit de vermelding van gamelan, wayang, topeng en batik, naast typische Palembangse kunstuitingen. En wie ook maar even thuis is in Palembang weet, dat ook zeer veel Chinese cul tuurelementen werden opgenomen. Op de kunstvormen van Palembang kom ik later nog terug. Behalve dat de sultans beschermers van de kunsten waren, stonden zij ook bekend als goede bestuurders en uitstekende strategen. Palembang ligt beschut in het binnenland op zo'n slordige tachtig km van de zee verwijderd. De enige belangrijke toe gangsweg was toentertijd de Musi. De stad kon in tijden van oorlog makkelijk verdedigd worden, door bij Muara Plaju, ongeveer zes km stroomafwaarts aan de uitmonding van de Komering, fortifica ties aan te brengen. Van hieruit kon de Musi tevens afgesloten worden door het spannen van een ijzeren ketting of het aanbrengen van palissaden in de rivier. Palembang leek onoverwinnelijk, totdat de fatale periode van het Engelse Tussenbestuur onder Raffles aanbrak 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 9