Baliërs met een pikolan op weg naar de markt. waar hij in 1926 een vervallen villa nabij Florence zal aankopen. De rest van zijn leven zal hij bezig zijn met de herbouw en restauratie van dit huis en van de om liggende tuinen. In Italië spreekt hij Rudolf Bonnet en geeft hem het advies om naar Bali te trekken. Bonnet gaat inderdaad en zal eveneens door Bali gegrepen worden en er zijn ver dere leven mee verweven raken. Een vechthaan met zijn verzorger, 1918 Maar Nieuwenkamp gaat nog niet op zijn lauweren rusten. Opnieuw zal hij boeken schrijven: "Zwerf tochten doorTimor en onderhoorigheden." dat in 1925 verschijnt. Ook maakt hij een boek als "Bouw- en beeldhouwkunst op Bali". Ongewild is hij door zijn kennis toch schrij ver geworden. Kennelijk heeft hij de smaak ervan te pakken gekregen want er zullen naast de vele artikelen nog een aantal boeken verschijnen altijd betrekking heb bend op zijn eigen werk en bezigheden. In 1 925 gaat hij voor de Handelsvereniging Amsterdam terug naar Indië, hij heeft de opdracht om reliëfs te ontwerpen ter verfraaiing van het nieuwe kantoor van dat bedrijf. Hij bezoekt Sumatra en Java en gaat ook terug naar Bali, dat nu sterk veranderd is. Op Bali ontdekt hij nu Tojo Pulu, een rotswand waarin een lang, oud reliëf is uitgehakt. Om dat zichtbaar te maken liet hij een sawahstroom omleggen, zo kon de grond die het reliëf bedekte gemakkelijker afgevoerd worden. Van Joh. Enschedé zonen krijgt hij een opdracht om een ontwerp voor Indische postzegels te maken, maar zijn ontwerpen halen het niet. Nieuwenkamp is daar zeer verbolgen over en spuit zijn kritiek in het openbaar, zoals hij dat vaker doet, wan neer zijn mening niet gedeeld wordt. Hoe wel hij het vaak bij het rechte eind heeft, is zijn kommentaar meestal erg onvriendelijk gesteld en het kan hem weinig schelen als men daar boos over is. Maar als hij zelf later naar voren komt met een eigen theo rie, die inhoudt dat de Borobudur eens een wit geschilderde lotusbloem had voorge steld, drijvend op een later verdwenen meer, wordt hij zelf het mikpunt van spot. Maar dat meer was volgens hem er vroe ger toch geweest, zo blijft hij nog heel lang volhouden. Vrouw die potten met nageboorten in een boom zet, de tekentjes terzijde zijn tatouages die de vrouw draagt, Benoe, Timor 1918 In 1927 is er een tentoonstelling van zijn werk in het 'Stedelijk Museum' te Amster dam, en ook in Parijs in het 'Museé des Arts Decoratifs', in het Louvre. In 1934 krijgt hij een ere-expositie bij galerie Kleykamp in Den Haag, ter gelegen heid van zijn zestigste verjaardag. Hij wordt ridder in de orde van Oranje Nassau. Zijn laatste reis naar Indië begint in januari 1937. Behalve naar Bali, gaat hij naar de Borobudur en voert er met behulp van de landmeters van de Topografische Dienst en met geologen het terrein rond te tempel hoogtemetingen uit, om uitsluitsel te krij gen over het mogelijke bestaan van het Nieuwenkamp-meer', zoals dat dan spot tend door o.a. Van Erp genoemd wordt. Van Erp was de man die de vooroorlogse restauratie van de Borobudur uitvoerde. Een manuscript voor een boek over dit onderwerp uit 1947, waarin die meet- Dit is Oelè Paal, de zoon van een Meo, of koppensneller en inwoner van kampong Oisoesoe in Manoebait, West- Timor. Hij draagt het kostuum van zijn vader voor feestelijke gelegenheden. Nieuwenkamp beschrijft zijn uitrusting nauw keurig. Linksonder het familiewapen, juli 1918. gegevens gebruikt zijn bestaat nog, maar is nooit uitgegeven. Nieuwenkamp zegt daarin dan ruim dertig jaar met de Borobudur bezig te zijn geweest. De discussie wordt beëindigd. Als hij in 1 939 in Genua opnieuw een hut bespreekt, om naar Indië te gaan, breekt de tweede wereldoorlog uit, en zo is hij ge dwongen om tijdens de oorlog in Italië te blijven. Zijn villa wordt door het vele oorlogsgeweld bijna opgeblazen en be hoorlijk beschadigd. Helaas is hij na de oorlog te oud geworden om nog veel te reizen. Hij probeert daarom zijn collecties zo goed mogelijk onder te brengen, zelf sticht hij in 1947 het 'Museum Nieuwenkamp' in een prachtig grachtenhuis te Edam. Als dat in 1949 wordt geopend, luiden in Edam de klokken en wordt hij ereburger van de stad. Omdat zijn schoenen toevallig bij de schoenmaker staan, komt hij op zijn sloffen aan.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 17