kunststijlen. Zij ontwikkelden hierdoor
een persoonlijke identiteit, die geheel
gericht was op het universele kunste
naarschap, los van een traceerbare
Indonesische achtergrond. Sommigen
van hen hebben later kortere of langere
tijd in Amerika of Europa gewerkt. Dat
de stijlkenmerken en technieken van de
Bandungse school voor ons zo ver
trouwd overkomen, is dan ook niet zo
vreemd. 'Central Park, New York' van
Achmat Sadali is geheel in kubistische
stijl opgebouwd. Heel anders zijn de fors
aangezette panters van Popo Iskandar.
Srihadi Sudarsono werkt met grote
sprekende kleurvlakken, waarin een
klein accent het landschap tot leven
brengt. Volgens deze techniek plaatst hij
ook zijn vlakvullende mensfiguren met
warme contrasterende kleuren tegen
een egale achtergrond. Pirous heeft zijn
voorkeur voor het abstracte vertaald
naar een decoratief gebruik van de calli-
grafie en symboliek uit de islamitische
wereld, die hij soms tot kleurige compo
sities verwerkt vol van een ritmisch lij
nenspel. Dit komt ook terug in zijn gra
fisch werk.
3. Yogyakarta (periode 1950-1965)
Bezinning op eigen waarden. Gelijktijdig
met de academie in Bandung werd in
1950 in Yogya de ASRI (Academie van
Indonesische Beeldende Kunst) opge
richt. Diametraal tegenover de
Bandungse idealen, zocht men hier juist
naar een nationale identiteit, waarin de
wortels van de eigen Indonesische cul
tuur als inspiratiebron moesten dienen.
Binnen deze context zijn ook weer
diverse persoonlijke stijlen ontstaan. De
wat oudere Widayat schildert in sombe
re aardkleuren. Zijn doeken, die hele
maal opgevuld zijn met kleine figuurtjes,
of het nu bloesems van een bloeiende
boom zijn, horden vechtende ruiters
temidden van het strijdgewoel, of een
mensenmenigte, doen nog het meest
Nyoman Gunarsa: 'Wayangfiguren'. 1989
aan batik denken.
Djoko Pekik laat
zich inspireren
door het Javaanse
volksleven. Het
zijn indringende,
aangrijpende schil
derijen in donkere
tinten, met een
buitengewoon
grote zeggings
kracht, zoals bij
voorbeeld zijn
recente 1989)
schilderij van de
begrafenisstoet
van wijlen sultan
Hamengku
Buwono IX van Yogyakarta. Yogya heeft
als een magneet gewerkt. Van overal
kwamen de studenten om hier opgeleid
te worden. Zo ook van Bali: Nyoman
Gunarsa, Made Wianta en Nyoman
Erawan, die ieder op eigen wijze hun
Balische erfgoed op moderne wijze
vorm hebben gegeven. Nyoman Gunarsa
is bekend om zijn grote geabstraheerde
wayangfiguren, waarvan de schitterende
houten lijsten met artistiek snijwerk op
zichzelf al een kunstwerk vormen.
4. Het verhaal
De individualistische eenling. Geboortig
uit Bandung, behoort Sudjana Kerton
tot de generatie van de revolutie. In
1950 vertrok deze veelzijdige kunste
naar naar het buitenland, naar
Nederland, Frankrijk en vestigde zich
uiteindelijk in New York, waar hij zijn
eigen stijl ontwikkelde. Vanaf 1976
woont hij weer in Indonesië. Ook hij
observeert het leven van de gewone
mens, die zich in de grote stad staande
moet houden. Licht ironisch, soms sati
risch, op het caricaturale af, weet hij op
rake wijze de essentie van het menselij
ke bestaan te treffen.
5. Jongste ont
wikkeling
De jonge, onaf
hankelijke kun
stenaars hebben
de revolutie niet
meegemaakt. In
het vrije Indo
nesië passen zij
niet meer in welk
dogmatisch
keurslijf dan ook.
Zij houden van
experimenteren
en kijken daarbij
vooral naar wat
buiten de eigen
landsgrenzen
wordt gepres-
Heri Dono: 'Vrouw met drie borsten'. 1992
teerd. De metropool Jakarta werd voor
hen het centrum van de Seni Rupa Baru,
de nieuwe beeldende kunst. Dede Eri
Supria spreekt mij met zijn 'Yellow
Army' (1990) bijzonder aan: Jakartaanse
straatvegers in gele overalls: weergege
ven in de fotografische stijl van het
super-realisme. Heri Dono en Nindityo
Adipurnomo (die momenteel in
Nederland werkt), zijn betrokken bij de
avant-gardistische Cemeti Gallery in
Yogya, die in 1988 door de Groningse
kunstenares Mella Jaarsma werd opge
richt. De jonge Iwan Koeswanna uit
Tasikmalaya toont experimentele plas
tieken en objekten. Uit Bali zijn het
Made Badhiana (non-figuratief), I Wayan
Bendi (traditioneel) en Nyoman Erawan
(ruimtelijke kunst), die in deze sectie de
aandacht trekken.
Als dit nummer verschijnt zijn er nog
maar tien dagen te gaan om de tentoon
stelling te bezoeken. Haast u om van
deze kans te profiteren. Uiteraard gaat
het om een beknopte impressie, een in
troductie. De begeleidende gids (f 50,-)
gaat uitvoerig op alle details in. Voor
wie nog meer wil weten, zijn er de
publikaties: Joseph Fisher (red.) 'Modern
Indonesian Art', Berkeley, California
1990; en 'Kunst uit een andere wereld',
Museum voor Volkenkunde Rotterdam
1988 (met o.a. Indonesische kunst).
RENÉ WASSING
T/m 28 mei 1993. Oude Kerk aan
Oudekerksplein, Amsterdam (centrum),
tel. 020-6258284.
Openingstijden: ma t/m za: I 1.00-17.00
u. Zo: 13.00-17.00 u. Hemelvaartsdag
(20 mei): I 1.00-17.00 u.
Informatie: Gate Foundation, Binnenkant
51 sous, 101 I BR Amsterdam. Tel.
6208057.
Entree: f 7,50. CJP/Pas
65+/Groepstarief/Studenten/Stadspas
f 5,Kinderen t/m 12 jaar gratis.
23