POIBRIÉ'S PERIKELEN De Hofjager van Rasoean Het nadeel van het leven in een kleine gemeenschap is dat iedereen alles van iedereen denkt te weten, maar een groot voordeel is dat als je ergens een beetje goed in bent, je bij gebrek aan competitie onmiddellijk tot koning wordt gekroond. Zo ook in Rasoean, waar vrijwel iedere volwassen en zichzelf respecterende dorpsbewoner met een 'ketjepèk' overweg kon, maar er slechts één was die met dat voorhistorisch stuk schiettuig zowat de sterren van de hemel kon paffen. Dat was de man, die zich goed beschouwd Hofjager van Rasoean mocht noemen en daarom door de ja gers van het dorp met veel respect werd behandeld. Laten we hem maar Radja Pemboeroeh noemen. De schietkunst van die man mag juist daarom niet in het vergeetboek terecht komen, omdat hij zijn onvergelijkelijke prestaties leverde met een voorlader waar een moderne schutter nog geen vinger naar uit zou durven steken. Dat ding zag er met zijn lange loop en kunstig bewerkte kolf wel indrukwekkend uit, maar had toch niet de geruststellende degelijkheid van een modern schietgeweer. Ook al omdat een omwikkeling van koperdraad de loop op de lade hield, het afvuurmechanisme op een kapotte wekker leek en de richtmid- delen ontbraken. Het laatste betekende echter voor Radja geen gemis, hij loerde gewoon over de loop, haalde de trekker over en trof doel, of dat nou stilstond, sprong, vloog of voortrende. Dan stond hij wel even in een grote grijswitte rook wolk, maar als die was opgetrokken kon hij rustig naar zijn prooi wandelen, want die kon gegarandeerd niet meer weglo pen, of -vliegen. Even tussenbeiden: De herkomst van de naam ketjepèk is niet echt bekend, maar cynici verwijzen naar het geluid dat zo'n voorlader maakt wan neer het kruit niet tot ontbranding komt en de knal dus achterwege blijft; wat vooral in de regentijd veel voorkwam. Ikzelf hou 't op het geluid van het afvuur mechanisme. Als je de trekker overhaal de hoorde je 'ke', vervolgens 'tje' door dat ergens een palletje omging, en dan een kort maar krachtig 'pèk' wanneer de haan zijn werk deed. Terug naar Radja. Omdat hij als vroom Islamiet een afkeer had van varkensvlees, bestond zijn prooi meestal uit een hert. Hij kon zo'n dier ook compleet voor de gek houden door een soort gehoest uit te stoten. Ik heb hem dat nooit zien of horen doen, maar zijn bewonderaars be weerden dat als hij dat deed, het bedon derde hert blij verrast opkeek en mon ter naar hem toe kwam huppelen. Er waren er zelfs die volhielden, dat Radja in staat was om leeftijd en sexe van een hert in zijn 'roep' te doen doorklinken. Zo kon hij bijvoorbeeld een hartstochte lijke hertenjonkvrouw nadoen. De viriele jongelingen kwamen dan spoorslags aan stuiven, om helaas onbevredigd ten onder te gaan. Soms kwam er ook wel een wat oudere, koppige bok hoopvol op een dergelijke roep afstrompelen, maar omdat zijn vlees te taai was liet Radja hem maar aanmodderen. Gemeen eigenlijk, maar de Rasoeanezen hadden het niet bepaald breed en het vlees was duur, dus kon men het Radja niet euvel duiden dat hij hen waar voor hun geld wilde geven. Een van zijn grootste bewonderaars was trouwens Sjahdoellah, zelf een niet on verdienstelijk jager. Sjahdoellah had Radja meerdere malen vergezeld op nachtelijke jachtpartijen. Ze maakten dan gebruik van een soort lichtbakken. Bij die gelegenheden had hij zich er iedere keer weer over verbaasd, hoe weinig tijd de scherpschutter nodig had om vast te kunnen stellen of het waargenomen doel waard was om op te schieten. Sjahdoellah zelf had weieens bij vergis sing een laagzittende Toepai Lelambar, een soort grotere broer van een eek hoorn, doen sneven, maar dat overkwam Radja nooit. Hoe donker het ook was, als het gedonder van zijn ketjepèk was verstorven, kon er alleen maar een hert liggen. Sjahdoellah wist ook dat die kerel er zijn hand niet voor omdraaide om vanaf 100 meter een halve doekoe van je navel af te knallen, zonder dat je daarbij een schrammetje opliep. Hij kon die be wering staven door het verhaal van een voorval waarbij hij zelf nauw betrokken was geweest. Het gebeurde op een pikdonkere nacht. Een eindje van elkaar af gezeten hadden beide jagers al een tijdje gewacht en niks voor de loop gekregen. De herten leken doof voor het geroep van Radja. Sjahdoellah had de grootste moeite om zijn ogen open te houden en kon zich bijna nergens meer op concentreren, toen het plotseling gebeurde. Een don derende knal verscheurde de nacht en zowat tegelijkertijd flitste een roodgloei ende brok lood reutelend voor Sjahdoellahs neus langs. Een fractie van een seconde later hoorde hij hoe een vijftigtal meters links van hem iets met geweld ter aarde stortte. Toen hij weer bij zinnen was, hoorde hij zijn maat roe pen dat het klusje geklaard was. Nou kon Sjahdoellah soms wel een beetje overdrijven, liegen zelfs, maar in dit geval bezwoer hij bij de eer van al zijn verre Arabische voorvaderen dat hij de zuivere waarheid sprak. Volgens hem had Radja op een gegeven moment in het kreupel hout alleen maar het linkeroog van een hert zien glinsteren. Dat kwam doordat het dier vrijwel op één lijn stond met Sjahdoellah en diens hoofd het rechter oog afschermde. Dat kleine doel was geen probleem voor de scherpschutter, maar het hield natuurlijk wel in dat het projectiel uit de voorlader wel erg dicht voor Sjahdoellah's gezicht langs moest om doel te treffen. Omdat Sjahdoellah geen litteken op zijn neus had, geloof ik ook het verhaal van die halve doekoe. Maar ik geloof ook wel dat ik de enige ben die dat doet. STICHTING HULP AAN LANDGENOTEN INDONESIË Denk aan uw landgenoten in Indonesië voor wie het leven een grote zorg is. c:, N assau Zuilensteinstraat 9 ™g 2596 CA DEN HAAG HALIN Tel. 070 - 324 54 67 GIRO 308 I I

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 11