veilig op de grond stond, werd er geklapt. Moeloed, breed grijnzend, trok heel laconiek zijn schoenen weer aan en liep met ons naar huis. Later vertelde mijn Vader, hoe Moeloed op een avond in de keuken, een groot mes stond aan te slijpen. Niets bijzon ders, ware het geen avond geweest en Moeloed niet zijn goede pak aan had gehad. Na een kwartiertje stond hij nog te slijpen. "Wat ben je van plan?", vroeg mijn Vader. Hij wilde eerst niets zeggen, maar na enig aandringen kwam het ver haal. Die ochtend was Moeloed vrij geweest en op zijn tocht door de stad was hij op een kermis terecht gekomen. Op zijn weg terug had iemand hem met opzet van de tram geduwd. En nu ging hij terug naar dezelfde plek, had het gezicht van de dader goed onthouden en ging zich wreken. Mijn vader heeft het hem gelukkig uit zijn hoofd weten te praten. Hij is die avond toch de stad in gegaan, maar zonder mes. Moeloed, man met gezag Toen wij klein waren, was Moeloed zeker onze steun en toeverlaat. Maar als tieners was zo'n autoriteit, want dat was hij inmiddels, in een huishouden waar vader en moeder beiden werkten, wel eens heel lastig. Hij zwaaide de scepter over ons huishouden en het andere per soneel, voor hen was hij een echte'kang'. Nü realiseer ik me, dat hij toen wel eens behoorlijk bazig was. Behalve bij onze kokkie, daar had hij niets te vertellen, haar domein betrad hij niet, alleen wanneer ze er niet was. Als wij rumoerig waren of kattekwaad uit haalden en mijn ouders zagen het niet, was daar altijd Moeloed die ons dan wel in de gaten had. Nu was ik natuurlijk een zoet kind, (hmm...) Rie was veel jonger en vanzelf heel lief. Maar Tjanga de oud ste, was een echte brandal. Maar naar Moeloed luisteren, deed hij wel, anders werd mijn Vader ingelicht. En dat had Tjanga liever niet. Toen we nog ouder werden en ons al iets verbeelden, kon Moeloed ronduit irritant zijn. Hij had sterk zijn sympa thieën en antipathieën. Commanderen was er niet bij, je kon Moeloed hooguit iets verzoeken. Onze dagelijkse vrien den wisten daar natuurlijk van. Maar een vreemde die een op hoge toon uitge sproken commando gaf, had het levens lang bij hem verbruid. Nieuwe vrienden werden streng door hem bekeken. Zo kon het gebeuren dat ik gezellig wat vrienden op bezoek had en na een tijdje wilden wij wat drinken. Ik belde en bestelde bij Moeloed: "Koffie voor alle maal." "Er is geen koffie", was zijn ant woord en ik dacht meteen, er zit iets fout. "Iets anders dan?", probeerde ik nog, maar ook nu was het antwoord: "Neen, dat is er ook niet." Ik kon wel gaan met mijn gezelschap want ik wist uit welke hoek de wind waaide. Moeloed had het gezelschap afgekeurd. Op zulke momenten kon ik hem wel schieten. Beklagen bij mijn Vader hielp wel een beetje, maar niet echt afdoende. Andere keren, als er jongelui waren die 'meneers' goedkeuring wel hadden, hoefde ik niet eens iets te vragen, dan werd er van alles aangeboden. Lastige figuur, maar hij bedoelde het goed. Moeloed zat ook wel eens met ons in - een complot. Wij hadden (Tjanga en ik) de auto mogen lenen van Vader. Met een aantal vrienden waren we uit geweest en op de terugweg kregen wij een ongeluk. De auto raakte van de weg, sloeg over de kop en kwam in een sawah terecht. Wij kwamen er zonder kleerscheuren af, maar de auto moest wel getakeld wor den, gerepareerd en schoongemaakt. Dat zou een dag of drie duren. Wij hadden afgesproken het niet tegen Vader te vertellen, maar dat hield wel in dat Tjanga en ik niet gelijktijdig thuis konden zijn. Eén van ons was altijd zoge naamd met de auto weg. Moeloed had natuurlijk het stuk allang door, had onze vuile kleren gezien, waarmee we uit de sawah gekomen waren. Zelf heb ik het niet langer vol gehouden dan anderhalve dag. Valt niet mee smoesjes te verzinnen en met je woorden te draaien. Heb het toen aan Pa verteld, die was kwaad, maar blij dat wij niets hadden. De kosten voor de reparatie moesten we wel zelf betalen!!! Moeloed vergezelde mijn Moeder altijd op haar zakenreis door Indië. Naderhand ging ik ook mee om het vak te leren en later reisde ik zelfstandig, maar met Moeloed. Ik herinner me een keer dat wij moesten overnachten in een pasanggrahan die nogal afgelegen lag. Toen ik 's avonds in bed lag, hoorde ik geritsel buiten de deur. Heel voorzichtig stond ik op om te kijken waar het geluid vandaan kwam. Je had van die deuren, waarvan het bovenstuk uit jaloezietjes bestond. Men kon niet naar binnen kij ken, maar van binnenuit wel naar buiten. En daar zag ik Moeloed. Zijn tikertje had hij neergelegd om te slapen. Blijkbaar vond hij het geheel onveilig. Op mijn laatste reis ontmoette ik aan boord van de Generaal van Gheen (KPM-boot) de man met wie ik zou trouwen. Het was een heel gezellige boel aan boord, dus toen we in Priok aankwamen, had ik helemaal geen haast om van boord te gaan. Totdat er een indringend fluitje klonk en toen ik over de reling keek zag ik daar Moeloed staan, met mijn 13 koffers bagage. Hij keek streng, en liet blijken dat we weg konden. En daar ging ik dan maar. Hij had natuurlijk gelijk, er werd op me gewacht en het thuisfront wilde weten hoe het allemaal geweest was. In moeilijke tijden zoals in de oorlog, speelde hij een heel belangrijke rol. Hij bracht ons op de hoogte van de situatie buiten. Mijn grootouders werden het eerst door de Jap in een gezinskamp gezet, ze waren inmiddels 76 jaar. Gelukkig was die beginperiode niet al te streng. Ze mochten zelfs eten van bui ten krijgen. Moeloed ging dan elke dag op de fiets eten brengen en iedere keer zei grootmoeder: "Thank God we have some decent food again." Op een goede dag begon dat Moeloed te vervelen en zei: "dat heb je niet van God, maar van je dochter." Meneertje bijdehand. Die situatie heeft niet lang geduurd; regels werden aangescherpt. Toen we eenmaal bijna allemaal in het kamp zaten, gebeur de het wel dat Moeloed met een verhui zing van nieuwe kampgenoten mee kwam, zogenaamd als verhuizer. Hij bracht dan alle nieuwtjes van thuis en zag dan ook dat wij, dat waren Lies (vriendin en later schoonzus), haar zus Jopie, hun moeder en Benny (zoontje van Jopie), die in het kamp zo'n beetje vier moeders had, het redelijk maakten. Dat kon hij dan weer thuis vertellen aan Vader en Moeder, die dan weer wat rustiger waren. De toestand verander de van dag tot dag, naar gelang de bui van onze overheersers. Maar daar heb ben we het nu niet over. Zelfs na de oorlog zwaaide Moeloed nog de scepter. Toen Benny uit het kamp thuis kwam werden de ouderen op rant soen gezet door Moeloed. Hij vond dat al het beste fruit voor Benny bestemd moest zijn en verstopte het voor ons. Nu zoveel jaar later, dringt het tot me door hoeveel Moeloed voor ons heeft betekend. Als ik wel eens een eitje bak, zie ik voor me hoe hij dat deed. Als kokkie er niet was, op zondagochtend bijvoorbeeld, dan bakte hij een 'tjeplok'. Boter in de pan, tjeplok!!! het eitje erin, pannetje schuin houden en met de soetil de eidooier sirammen, totdat het zachte geel wat harder was en dan klaar. Door deze herinnering op te schrijven, heb ik het gevoel toch een ode te heb ben gebracht aan een voor ons gezin heel belangrijk persoon. ELS STEUR-SCHUL 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 18