BH HOB ONWCTSRMB T VIOfMN wove 6N venve Nootje en Ventje waren aan het pentjak in de achtertuin bij Nootje thuis, onder leiding van Djawan, een vriend van hen die bij de politie was. "Jullie doen het goed", complimenteerde hij de jongens. "Maar wordt niet over moedig want je bent niet onkwetsbaar." Na afloop van de les zaten de jongens op de bank voor in de tuin uit te puffen. "Stel je voor", zei Nootje op een gege ven moment, "je ken goed pentjak en je bent nog onkwetsbaar ook. Geen ge weerkogel kan je raken, geen klewang- houw kan je deren. Dan ben je de onkwetsbaarste man van de wereld." "Kan makkelijk", merkte zijn vriend op. "Makkelijk makkelijk, hoe dan?" wou Nootje weten. "Tapah." "Tapah? Je bedoelt vasten?" "Ja, natuurlijk, heel eenvoudig." "Eenvoudig? Dan moet je de bergen in en op een eenzame plaats veertig dagen stil zitten zonder eten." "Nee, natuurlijk niet." "Hoe dan?" "Op de anglo." "Bedoel je op een anglo in de keuken? Gewoon op de anglo?" vroeg Nootje ongelovig. "Wach even, ik weet het niet zeker. Kan ook zijn dat je onder een pisangboom moet zitten." "Onder een pisangboom?" "Ja, en niet veertig dagen, maar een nacht. Maar dat kan je het beste aan mevrouw Baleska vragen. Je weet toch wel waar ze vandaan komen, zij en haar man?" "Ze zeggen uit Hongarije." "Juist, uit het land van de weerwolven en de vampiers." "Vampiers? Je bedoelt die tjodots die bloed drinken?" "Ja, die men sen weten ontzettend veel van die din gen. Daarbij is ze ook nog in de leer bij een doekoen, dus je ken begrijpen wat die al niet weet van de mysteries. Zowel van Europa als van Indië." Het echtpaar Baleska; zij een imposante vrouw met een lengte van bij de twee meter en half zo breed, hij schriel en krap een-zestig. Hoe ze bij elkaar geko men zijn was wel het grootste mysterie. Hij was niet gelukkig, zij domineerde, zei men. Boze tongen beweerden zelfs dat zij hem sloeg. En zij rookte, ja zelfs siga ren! Op een goede dag, of zo u wilt een kwade, was hij verdwenen. Zo maar, met de Noorderzon. Men kwam niet veel te weten over dit echtpaar, zien deed men ze bijna nooit. "Ajo, laten we naar haar toe gaan", stel de Nootje voor. "Ik wil hier toch meer van weten." "Ja maar wach even, mis schien moet je wel betalen", waar schuwde Ventje hem. "Toch maar pro beren", zei Nootje, "anders weten we helemaal niks." En zo togen ze op een morgen naar me vrouw Baleska. Daar aangekomen stap ten ze de halfduistere voorgalerij binnen. Het rook er mysterieus naar wierook. Ventje klopte aan en even later ver scheen mevrouw in de deuropening die ze geheel vulde. Zij rook naar ikan gerèh. "Wel, wel, Nootje en Ventje is het niet?" Met deze woorden beantwoord de ze de groet van de jongens. "Ik dacht het wel." "Hoe zo mevrouw", vroeg Nootje. "Ik had zo'n voorgevoel." Ze sprak lijzig met een donkere stem. "Maar gaan jullie toch zitten", nodigde ze de jongens. "Wat verschaft mij de eer van jullie bezoek? Een liefdes-perkara? Een affaire?" "Ach niet mevrouw", ant woordde Nootje verlegen, "ik wou wat meer weten over tapah." "Je wou dus meer weten over het vasten of liever gezegd een boetedoening. Om iets te bereiken natuurlijk." "Ja", zei Ventje, "hij wil onkwetsbaar worden." Geschrokken hief mevrouw Baleska de handen in de lucht waarbij de as van de sigaret op de grond viel. "Alsjeblieft jongelui, weet wat je doet!" waarschuwde ze en haar stem klonk een octaaf hoger. "Waarom dan mevrouw?" vroeg Nootje. "Je kunt stapel gek worden!" legde ze uit. "Ach, ik wil het proberen", zei Nootje quasi onverschillig. "Proberen, proberen, je weet niet waar je aan begint. Proberen is er niet bij. Als je er aan begint moet je het ook afma ken en als je het niet volhoudt wordt je stapel gek voor eeuwig!" zei ze geagi teerd terwijl ze zo nu en dan de handen tegen haar wangen drukte. "Ja maar wilt u het ons niet vertellen?" vroeg Nootje. "Ventje vertelde me dat je op de anglo moet zitten en dat het maar een nacht duurt." Ze keek de jongens beurtelings aan en besloot toen: "Nou goed, ik zal het jullie zeggen maar nogmaals, doe het niet." Vol verwachting bogen de twee zich naar haar over. "Je wilt dus een één- nachts-tapah doen. Dat is erg kort, want je moet begrijpen dat hoe korter, hoe erger de kwellingen. Het wordt dan samengeperst in één nacht. Dan zijn er twee soorten van een nacht en beide natuurlijk ook weer om wat anders te bereiken. Je hebt de pisangboom, en je hebt de anglo." Ventje keek Nootje triomfantelijk aan alsof hij zeggen wou: heb ik geen gelijk. "Nou is de één om gelukkig, en de ander om onkwetsbaar te worden", ging mevrouw Baleska ver der. "Ik moet even nadenken wat waar voor is. Ja, ik heb ook zoveel meege maakt en onderzocht dat ik ook wel wat vergeet natuurlijk. Begrijp je wel." De jongelui begrepen dat. "Ik weet toevallig wat voor kwellingen je moet doorstaan. En je mag totaal niet reageren. Geen angst tonen, maar ook niet lachen." Ze nam een lange haal aan haar sigaret, inhaleerde diep en blies de rook door neus en mond weer uit. "Je moet gaan zitten op de anglo, ja, met alleen een wit kleed over je heen, je gezicht moet vrij blijven natuurlijk anders kan je niks zien." "Zonder kle ren? Dus bloot?" vroeg Nootje onge rust. "Mmmm, pyjamabroek mag wel", antwoordde ze alsof ze diep nadacht. Nootje zakte gerustgesteld achterover in zijn stoel. "Dus je zit op de anglo en dan opeens krioelt het van de slangen", ging ze ver der. "Dan opeens zie je een muis met een tjapil, (bamboehoed) op. Die muis pikolt twee uien aan een pikolan, een draagjuk. Je mag niet lachen. Dan zie je opeens een koeloh-djenking, een dui zendpoot, van een meter lang en die bedreigt je met zijn angel en hij kruipt over je rug. Je mag niet bang zijn, dan zal hij je ook niet raken. Dat geldt dus ook voor later, als je de proef hebt door staan. Geen angst tonen, dan zal ook niets je kunnen deren. Dan zie je weer een kikker die een kleine tjikar trekt, een ossekar. En dan als laatste komt er een oude vrouw en die vraagt je wat je eigenlijk wil. Dan vertel je dat je onkwetsbaar wil worden. Dan zal zij het antwoord geven." "Van hoe laat tot hoe laat moet je daar zitten mevrouw?" wou Nootje weten. "Van zes uur 's middags tot zes uur 's morgens. En nu moeten jullie gaan, ik heb genoeg verteld en genoeg emoties te verwerken gehad. Jullie moeten zelf weten wat je doet, ik was mijn handen in onschuld." 28

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 28