De vergeten aardbeving van 23 juli 1943 Vijftig jaar na de ramp Na mijn oproep in Moesson van 15 februari jl. kwam ik toch nog in het bezit van twee ooggetuigen-verklarin gen en een vrij groot aantal gegevens uit Indonesische kranten die bewaard worden in het archief van de Indische Afdeling van het R.I.O.D. te Amsterdam. Uit die informatie kon een overzicht worden samengesteld van de ravage die het natuurverschijnsel teweeg bracht. Voor ik daarover in detail ga, moet ik echter de tijd corrigeren die in mijn vorige artikel stond vermeld. Ik schatte het tijdstip van de beving op ongeveer 22.15 uur, maar was vergeten dat toentertijd op Java de Nippon-tijd van kracht was. Dat brengt de gebeurtenis op 23-45 uur. De gevolgen van de aardbeving In Midden-Java werd de grootste schade aangericht en vielen de meeste slacht offers. Dat is niet verwonderlijk want het epicentrum lag circa 85 km uit de kust, ongeveer op de lengtegraad van Kutoarjo. Zuidelijk Kedu en het vor stendom Yogyakarta werden het zwaarst getroffen. Volgens het toenter tijd in Yogyakarta verschijnende nieuws blad 'Sinar Matahari' werden in het gebied van Adikarto en Batulan (aan de zuidkust) 2683 huizen verwoest, 83 16 woningen werden beschadigd en er vie len 3 I doden en 564 gewonden. In dit gebied scheurde hier en daar ook de grond open. Er werden scheuren gerap porteerd van 50 tot 500 meter lengte, 25 tot 30 cm wijd en soms een meter diep. Dikwijls welde er grondwater uit op vergezeld van zand en modder. Ook in het zuiden van Banjumas waren er verwoestingen en vielen er slacht offers te betreuren. Cilacap, in maart 1942 hevig gebombardeerd door de Japanse luchtmacht, kreeg nu nog een ramp te verwerken. De bioscoop ging in puin, de gevangenis ook en in het omlig gende gebied stortten 3500 huizen in en werden er 2900 beschadigd. 21 Mensen kwamen om het leven en 239 raakten gewond ('Soeara Asia' d.d. 29 juli 1943). Dieper landinwaarts, bij Magelang, vielen er geen slachtoffers maar er werd wel schade aangericht. Zo viel in Magelang de toren van de Gereformeerde Kerk om en barstten de waterleidingen (pers. med. E. Norel en informatie uit de 'Tjahaja' van 26 juli 1943). Zware schade ontstond ook aan de noordkust van Midden-Java nabij Tegal en Pemalang. Ook daar weer hetzelfde beeld van ingestorte huizen, doden en gewonden. De schoorsteen van de sui kerfabriek bij Pemalang tuimelde om. In Semarang werd de aardschok wel duide lijk gevoeld (pers. Med. W. Postuma en de 'Sinar Baroe') maar daar schijnt het bij gebleven te zijn. Het treinverkeer in Midden-Java onder vond die nacht ook hinder van de aard beving. De befaamde nachttrein van Jakarta naar Surabaya v.v. (de 'kereta- Java's Zuidkust api-cepat'!) moest een ander traject nemen. De trein van Jakarta moest via Semarang naar Surabaya rijden en de trein naar Jakarta werd vanaf Maos noordwaarts gedirigeerd naar Cirebon. Even voorbij Maos had een aardver schuiving de spoorbaan over een lengte van honderd meter geblokkeerd. In West-Java werd de meeste schade aangericht in het gebied van Tasikmalaya, Ciamis, Cibatu en Garut. Het betrof voornamelijk schade aan gebouwen. Een kind verloor, in een instortend huis, het leven. De spoorbaan tussen Cikajang en Cisurupan werd ont wricht. In Bandung werd geen schade aangericht behalve dat de seismograaf niet op zijn voetstuk bleef staan en omviel. Tot bij het dorp Menes, aan Straat Sunda, werd de beving gevoeld. In Jakarta werd het gebeuren door de seis mograaf geregistreerd. Uit Oost-Java zijn de berichten veel min der gedetailleerd. De kranten vermeld den slechts dat er aardschokken gevoeld werden tot in Probolinggo, maar veel meer werd er niet over geschreven. Toch vermoed ik dat het in het Madiun'se en het Kediri'se raak geweest moet zijn. Kennelijk was dat een journa listiek geïsoleerd gebied. Over vloedgolven werd nergens iets geschreven, vermoedelijk zijn die niet opgetreden. Een enkele opmerking over de oorzaak van de beving Sumatra, Java en de Kleine Sunda Eilanden liggen min of meer aan de rand van een platform, het Sunda Platform. De bodem van de naburige Indische Oceaan wordt, met een snelheid van circa zes cm per jaar, onder het plateau weggeschoven. Het schuifvlak waarlangs dit plaatsvindt heeft, ten zuiden van Java, een strekking die evenwijdig aan het eiland loopt. Vanuit de Javatrog duikt het vlak noordwaarts tot het, onder de Javazee, een diepte van ongeveer 700 km heeft bereikt. De verschuivingen langs dit vlak - eigen lijk een zone - lopen niet gladjes. Op sommige plaatsen in de diepe onder grond bouwt zich een spanningsveld op en op een gegeven moment ontlaadt zich dat in de vorm van een aardbeving. Op het punt waar 'onze' beving plaats vond - het hypocentrum - ligt het schuif vlak op ongeveer 35 km onder zeeni veau. De energie die bij deze beving vrij kwam verspreidde zich niet concen trisch rond het hypocentrum. De ontla ding geschiedde in een WNW-OZO richting, min of meer evenwijdig aan het schuifvlak. Het vulkanisme op Java en de andere Sunda-eilanden houdt ook verband met het bovengenoemde schuifvlak, maar daar ga ik hier verder niet op in. C.G. VAN DER MEER MOHR (geoloog) 25

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 25