HOOVE EH VEHVE D£ reohjs-each mn dé mulo of SLEPT P£ POUTER QEEN SOELAAS, QA PAN NAAR. POH AN TONQ De jongens uit de buurt scharrelden vaak rond op het erf van de soos. Achter het gebouw lag de tennisbaan waar ze naar het spel keken en soms, als er geen animo was bij de volwassenen, was de baan voor hen. De soos had ook een kegelbaan, gelegen naast het ge bouw en in het gebouw was ook een podium. Op een middag toen de beheerder onder het podium bezig was de boel een beetje op te ruimen, kwamen onze twee vrienden kijken. De jongens hielpen wat met sjouwen totdat Nootje een oude kegelbal vond, bijna het formaat van een voetbal, en die door de ruimte liet rol len. "Jongens niet doen, straks krijg je onge lukken. Als je daarmee wilt spelen ga dan naar buiten." "Mogen we hem hebben meneer?" vroeg Nootje. "Ja, het is toch een afgekeurde." Lopend naar huis pretendeerden ze te voetballen met de houten kegelbal, zogenaamd koppen, schoppen en trap pen. Ze ontweken het projectiel steeds, net op tijd. Voor Nootje's huis bij het hek stond zijn jongere broer met wat vrienden te pra ten, over voetbal natuurlijk. Het publiek luisterde aandachtig, want aan het woord was de rechts-back van 'Mulo'. Vroeger heette zijn elftal het 'elftal van de M.U.L.O.', het schoolelftal dus. Maar sinds de laatste successen was M.U.L.O. Mulo geworden, een eigennaam, het dilettantisme voorbij. Ontworsteld aan de scholencompetitie speelde men nu tegen grote clubs. Deze back stond bekend als de heipaal. Zwerver, de zee man, was de eerste die hem zo genoemd had, en die bijnaam, die eren aam, had hij behouden. Hij was niet snel. Snelheid had hij niet nodig. Hij wist namelijk als bij instinct wat de tegenstan der van plan was. Zwaar was hij ook niet. Maar wel onbuigzaam! Een aanstor mende spits mocht nog zoveel schijnbe wegingen maken, maar 'heipaal' wist precies aan welke kant de spits hem wou passeren. Links, rechts of gewoon rechtdoor, dan hield 'Heipaal' zich staan de dood. Het resultaat was dan dat de opponent tegen hem aan beukte en als een stemvork, langzaam, meestal poe- sing zittend tot stilstand kwam en de back de gelegenheid gaf op z'n gemak een sublieme pass te geven. Het was op zo'n moment geweest dat Zwerver zei: "Hij lijkt wel een heipaal!" Eens wist een spits hem te passeren. Het was de 'koeda-kèpang' van Excelsior. Zeer snel. Zijn loop leek op het galopperen van een paard, vandaar die bijnaam. Maar te denken dat hij onze back in de luren kon leggen was bela chelijk, die wachtte hem op de juiste plaats gewoon op. De spits moest het hebben van louche praktijken. Bij een duel om de bal bij een pass hoog door de lucht, bestemd voor die spits, sprong onze back hoog op om de bal weg te koppen. De spits sprong niet, maar greep de broek van de back. Dit zou overkomelijk geweest zijn ware het niet dat hij ook de kattok (onderbroek) van de verdediger vast had. En daar deze beide kledingstukken voorzien waren van elastiek was het resultaat dat de back wel de lucht inging maar de beide broeken niet. Het in orde brengen van zijn kleding om zijn welgeschapenheid te verbergen, Mulo was een nette club, gaf de spits de gelegenheid hem te passeren en een schot op het doel te wagen. Maar hier kwam hij toch niet veel ver der mee. Men had niet voor niets Ketèk, Aap, in het doel staan.Die wist met een enorme sprong, zoals een slingeraap van boom tot boom springt van de ene doelpaal naar de andere, een schot in de uiterste hoek te stoppen. Protesten bij de scheidsrechter mochten niet baten. Het antwoord was: "Moet je maar een goeie kólor (koord) in je broek hebben!" Het was een arbiter meegekomen met Excelsior en na de wedstrijd weer met hen terug zou rij den, het scheelde hem een buskaartje, dus was hij partijdig. Nu stond de rechts-back voor het huis en gaf een cursus in verdedigen. Nootje en Ventje die al kegelend naderbij kwa men zagen hem daar staan met armen en benen zijn theorie kracht bijzettend. Nootje die op een gegeven moment de bal had, rolde het naar hem toe en schreeuwde: "Voorsèèt!" Was het de invallende duisternis? Of was het het elan waarmee hij zijn theorieën uiteen zette die zijn blik op dat moment ver duisterde? Hoe het ook zij, met verba zing en afgrijzen zagen de twee kegelaars dat hij met z'n armen het publiek opzij roeide met de woorden: "Opzij, opzij!" Snel z'n sloffen uitschopte en de bal, met de blote voet, vol op de wreef nam. Aan het bed stond de dokter, schudde het hoofd en vroeg: "Waarom heb je dat gedaan?" en ging aan de gang met koude compressen en drukverband. "Zag je niet dat het geen gewone bal was?" "Was al een beetje donker dokter, ik zag wel dat hij gek rolde daarom dacht ik dat het een lekke bal was en dat Nootje hem had gevonden." "Nou ja, voorlopig niet lopen en hele maal niet voetballen. Er is gelukkig niets gebroken maar daar binnen zit het niet goed." Drie dagen zat de voet in een drukverband maar het was nog net zo dik als eerst. "Tappel met beras-kentjoer, drie dagen", zei ma gedecideerd. "Vindt de dokter het wel goed?" vroeg pa. "Natuurlijk, hij is zelf een Javaan. Hij weet ook wel wat goed is, maar hij mag het niet voorschrijven." En dus werd er getappeld met beras-kentjoer. Dat wilde zeggen dat de voet een geneeskrachtig compres kreeg dat drie dagen volgehou den werd. Het vertrouwen van ma in de westerse geneeskunde wankelde, daar om ging ze over op de Indonesische. Hoewel dit vaak heilzaam werkte bij verstuikingen was het toch geen reme die voor dit euvel. Daarvoor was de puinhoop te groot en het middel te mild. De voet zag er wel anders uit na die drie dagen. Door de blauwe zwelling schemerde nu een paarse en gele gloed. "Mmm niet goed," mompelde ma na dit onmisbare lichaamsdeel van de rechts back onderzocht te hebben. "Adoeoe adoeoe," beaamde de rechts back tijdens dat onderzoek. "We gaan naar Poh An Tong," besliste ma. Ook het vertrouwen in de Indonesische methode had een deuk opgelopen. Tweeduizend jaar genees kunde van het rijk van het midden moest dit kunnen fixen. Iemand zoais 28

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 28