De Gordel, nog van Een reportage over grootschalige ontbossingen in ontwikkelingslanden, waaronder ook Indonesië, waarin beelden getoond werden van kale berghellingen en overstromingen, schokte mij enorm. In mijn herinne ring zag ik de groene bergen en reusachtige waringins in Indonesië nog voor me. Deze reportage bracht ook de vorig jaar juni te Rio de Janeiro gehouden VN-Milieuconferentie UNCED weer in herinnering. Ruim 170 landen bogen zich daar over de 'toekomst van de aarde'. Gesproken werd over armoede, klimaat, chemisch afval, handel, produktie, consumptie, ontbossing en milieuvervuiling. Op de eerste in 1972 te Stockholm gehouden milieuconferentie, zei de toenmalige Indiase premier Indira Ghandi: "Armoede is de ergste vorm van vervui ling". Zij bedoelde daarmee, dat armoe de een vaak noodgedwongen vernieti ging van natuurlijke hulpbronnen en het milieu betekent. Berekend is, dat onge veer 68% van de bossen verdwijnt, doordat landloze boeren een stuk bos kappen (in Indonesië ladangbouw genoemd), om in het levensonderhoud te kunnen voorzien. Inkomsten van de commerciële houtwinning worden door de overheden dikwijls aangewend om de buitenlandse schuldenlast af te betalen. De bezorgdheid over het razend snel slinken van de bosreserves op aarde, ligt in het feit dat zij een zuiverende werking hebben op de atmosfeer, doordat zij de schadelijke kooldioxydegassen welke het broeikaseffect (temperatuurstijging) ver oorzaken, absorberen en omzetten tot zuurstof. Zij beschermen de aarde tegen uitdroging en afspoeling (erosie) en vor men vooral in tropische landen, de bakermat van een ongekend rijke scha kering van planten en dieren. In wezen vormen ze samen met de oceanen, de 'navelstreng' waarmee de mensheid met zijn eigen oorsprong verbonden is geweest. Gevreesd wordt dat de mens heid, door de vernietiging van deze navelstreng, zich uiteindelijk zelf loskop pelt van zijn aards bestaan. Indira's woorden echoden nog na op de UNCED, waar ontwikkelingslanden stel den, dat pas realistisch over het milieu te praten viel, als het armoedevraagstuk zou zijn opgelost. Geconstateerd is, dat in de rijkere landen een kwart van de wereldbevolking woont, welke drie kwart van de welvaart consumeert, ter wijl de overige driekwart van deze wereldbevolking met een kwart moet zien rond te komen. Daarbij zijn het ook de welvarende industrielanden die geza menlijk voor 80% de gassen uitstoten die het broeikaseffect veroorzaken en de beschermende ozonlaag aantasten. Wat betreft de ontbossing heeft de indertijd met veel verve gevoerde actie 'kappen met kappen' in Nederland de aandacht voor het ontbossingsvraagstuk versterkt, maar houtproducerende lan den tegen de haren in gestreken. De inkomsten daarvan zijn voor hen immers van vitaal belang! De aangebrachte scha de aan de bossen zou opgevangen kun nen worden, door het toepassen van een selectieve kapmethode en herbe bossing. Nu is het te hopen dat men daarbij succesvol zal blijven, want het zou weinig zinvol zijn de armoede te bestrijden, ten koste van het voortbe staan. Het dilemma vanuit de milieupro blematiek bestaat eigenlijk niet zozeer uit de keuze tussen goed of kwaad, als wel uit een keuze van het minst kwade. Duidelijk is geworden, dat in sommige ontwikkelingslanden, momenteel niet eens de kennis en de financiële draag kracht aanwezig is voor het milieuvrien delijk produceren van industriële pro- dukten, het toepassen van dito land bouwtechnieken of het doorvoeren van een milieudefensief beleid. Op het gebied van de handel met de rijkere lan den, stuiten zij dikwijls op protectie- maatregelen, waardoor hun economi sche ontplooiing beperkt wordt en mede daardoor ook hun totaal vermo gen achter blijft. Omdat de rijkere lan den voor het grootste deel van de milieuverontreiniging verantwoordelijk zijn en de ontwikkelingslanden de inkomsten uit hun houtproduktie niet missen kunnen, willen de laatsten er niet over denken de houtkap te verminde ren, als daar geen compensatie tegen over staat. Daarbij wijzen zij op het reeds lang verdwenen bosareaal en de deplorabele toestand van de huidige, nog overgebleven, verzuurde bossen in de rijkere landen. Het zal er natuurlijk niet om gaan, om met het streven naar een gelijkwaardige ontwikkeling ook de daarbij gemaakte fouten en vergissingen over te willen nemen. Het zal er meer om gaan, tot een werkbaar concept te komen voor een toekomstig internatio naal milieubeheer, dat op basis van intermenselijke solidariteit en realisme, rekening houdt met landen in diverse stadia van technologische en economi sche ontwikkeling en een daaraan gekoppeld vermogen. Het zou niet meer dan rechtvaardig zijn, dat wanneer ont wikkelingslanden (om óók de mensen in de rijkere landen te redden) zich opoffe ringen zouden getroosten welke een onverantwoordelijke economische terugval of zelfs een economisch bank roet betekenen, de rijkere landen daar iets tegenover stellen. Mahathir Mohamad, de premier van Maleisië, verwoordde het nogal cynisch door te zeggen: "Als de rijkere landen niet willen betalen, gaan we met zijn allen naar de bliksem!". Hij bedoelde daar feitelijk mee, dat alle landen de kans moesten krijgen op gelijkwaardig niveau te kunnen leven, of men dan anders maar met zijn allen moest onder gaan. Afgezien van het cynisme, toch een stelling die hout snijdt, wanneer het onderlinge begrip, de solidariteit en het saamhorigheidsgevoel daardoor bevor derd wordt. Enkele groot-afnemers van tropisch hout (o.a. Engeland en Nederland) overwegen om slechts hout voorzien van een keurmerk in te voe ren. Hiermee proberen zij de houtpro ducenten te stimuleren of te dwingen tot een verantwoorde wijze van bosex ploitatie. Weliswaar een absoluut goed bedoelde maatregel, doch toch één met bedenkingen. Nadat decennia lang is geprofiteerd van de laag gehouden kos ten, slechts het arbeidsloon van de man met de kettingzaag en transportkosten, tracht men nu vanwege een acuut opge komen angst voor het eigen voortbe staan een snelle oplossing te forceren. Begrijpelijk dat ontwikkelingslanden dit als een vorm van egoïsme kunnen opvat ten. Zo'n maatregel zou een overgangs fase moeten bezitten, waarin de produ centen zich aan verbeterde produktiesystemen kunnen aanpassen, daarbij wel gesteund vanuit de ontwik- kelingssamenwerkingsoptiek. Anders zouden het slechts de arme landen zijn, die de rekening voor de kwalijke gevol gen van de westerse consumptiedrang gepresenteerd krijgen. Indonesië heeft na een periode van eco nomische neergang sinds de zestiger jaren ferm de tanden gezet in de 34

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 34