HAVE GUN, WILL TRAVEL door J.A. Stolk, huisarts Uw gezondheid, goede lezers, gaat mij zeer aan het hart. Ik ben bereid u daar over van alles te vertellen wat die gezondheid ten goede komt of wat daar schadelijk voor kan zijn. Elke keer weer, met een irriterende regelmaat kom ik in vrijdag- en zaterdagedities van de kran ten doktersverhalen tegen van 'saaie, jeukende of pijnlijke pukkels' tot heel ingewikkelde hersen- en hartoperaties toe. Die populistische of heroïsche ver halen daar doe ik dus niet aan en dat heeft u intussen wel gemerkt. Populaire en actuele medische zaken in deze rubriek beschrijven en daar mijn mening over geven, is dacht ik een goed uit gangspunt! Niet altijd en steeds weer en komt er ook wel weer een djamoe ver haal tussendoor. Maar ik dacht, laat ik nu eens proberen te zeggen wat eigen lijk de clou van deze rubriek is. Welnu, het gaat, zoals eerder opge merkt over en om onze gezondheid, tegen ziekte van lichaam en geest en hoe die te genezen en de mensen daar bij te helpen. Maar u moet gemerkt heb ben, dat zo'n padvinderachtig aureool van de dokter en diens werk niet meer van deze tijd is. High-tech in de diagnos tiek, snelle beslissingen met behulp van computers, sluitende posten in de winst- en verliesrekening; de patiënt is middel geworden en het doel is niet meer de beterschap van de patiënt. Door een betere medische technologie moet en kan er efficiënter worden gewerkt en moet er winst worden gemaakt, ten koste van de patiënt, ten koste van de patiënt, ten gunste van tijd en geld (van ambtenaren; van de over heid). Dit kan worden gelezen als: het is uw beurs wat ons interesseert, niet uw gezondheid en dit is dus een regelrechte aanslag op uw welbevinden en daarom dus is uw leven in gevaar. De hele geneeskundige wereld, vanaf de kleinschalige verpleegtehuizen, waar nog liefdevolle aandacht is voor de oude of de invalide medemens tot de super-effi ciënte ontmenselijkte, technisch vol maakte ziekenhuizen zijn verziekt en verloederd door de virus van de poli tiek. Politiek gezien is er ruimschoots aandacht voor wat heet: de Volksge zondheid en is het 'een hoogstandje' wanneer je daar als staatssecretaris of minister bemoeienis mee hebt. Alle aan dacht gaat naar die ene persoon terwijl dit politieke handwerk de hele Neder landse bevolking aangaat en dat daarom dus alle aandacht daarheen gericht moet zijn. Maar die volksgezondheid laat de Nederlandse bevolking koud, wanneer de Goede heer er maar voor zorgt dat die andere de kanker, de gekte, de slecht geëindigde zwangerschap of de bloedziekte krijgt. Men kraait dan met de politieke sjoemelaars om het hardste mee: "Het kan niet, het is te duur, er zijn teveel kneusjes", voor weer één en de zoveelste mislukte poging tot verbe tering van het systeem voor die aller zwaksten onder ons. De chronisch zie ken, de lichamelijk invaliden, de oude mensen met een minimaal inkomen, de mentaal gestoorden. De irritatie hierover heeft vaker de toon bepaald van hetgeen ik heb geschreven en daarom dus die titel boven dit schrijfsel. U kent die verhalen wel, 'the good guy' die 'the bad boys' een lesje leert, die verhalen a la John Wayne. Haweldih toch! Helaas is het nog steeds zo, dat het recht van de sterkste geldt en datzelfde recht komt ook nog eens een keer uit de bazelende grote mond van de politie- keling, wat bepaald iemand anders is dan de politicus. Het verschrikkelijkst van al die dingen is, dat onrecht nog altijd ongestraft kan gebeuren. Nogmaals dus, daarom die titel boven dit verhaal. Het geeft mij een beetje het idee van de onrechtbestrijder. Niet meer dan een 'Walter Mitty' onder hen, maar toch. In een bijzondere en gouden jongenstijd in het vooroorlogse Java zou zo'n titel passen bij al die verhalen die zogeheten 'kleine landbouwers', familie, vrienden en kennissen van mijn ouders, aan mij en aan mijn broer hebben verteld. 'Kleine landbouwers', die met patjol, arit, senapan en een hoop lef en noeste arbeid uit de karige grond een bestaan opbouwden. De 'gedienstige', die na enige tijd een vaste plaats in zo'n huis houden kreeg werd de njai en de moe der van het kroost, het talrijke kroost mag ik wel zeggen. Er bestond meestal een familierelatie tussen die noeste wer kers en mamma. Er waren vele bekende Indische namen tussen. In elk geval, hier door waren mijn broer Wim en ik heel rijk in ooms en tantes en neven en nichtjes. Heel goed wisten de 'familiele den' mijn moeder te vinden wanneer zakelijke en financiële moeilijkheden dreigden. Zo'n familierelatie was heilig. Mijn broer en ik kregen dat al heel snel in de gaten. Wanneer wij weer eens obstinaat weigerden naar de landbouw gronden van oom Tjoh te gaan in Bandjar, dan werd dat koppige verzet snel gebroken door het alternatief wat mamma voor ons in petto had. "Naar je oom George", zei de stalen dame ijzig, "of ik bespreek plaatsen op de boerderij in Kopeng, waar je met de padvindersgroep 'Jong Holland' die veer tien dagen kunt doorbrengen." "Tjilakah boeng, veertien dagen ken- tang", zei ik tegen broerlief en dus gin gen wij naar Bandjar. Daar was het eten geweldig en de verwennerij en de smak- zoenen van die vele, vele tante-tante en nichten werden op de koop toe geno men en tenslotte zeer geapprecieerd. Waar Wim en ik wel moeite mee had den, dat waren die kampong-anaks en daar waren vast ook neefjes en nichtjes van ons tussen. Wie van die groep pest koppen hoorde nu bij het huis van Tjoh en Dien en Meis en de baboe-dalem? Altijd weer vergisten mijn broer en ik ons wie bij wie hoorde en dan kon een kloppartij niet uitblijven. Ik heb altijd wel van een flinke boks- en lelpartij gehou den, maar dan moest ik enige zekerheid hebben, dat ik het winnen kon en in dit geval was die zekerheid er niet wat resulteerde in een snelle terugtocht naar onze logeerkamers. In elk geval zagen wij om de twee dagen bont en blauw en kregen die dozijnen kinderen daarom 'straf, d.w.z. zonder eten naar bed en een schop van oom Tjoh. Daar konden mijn broer en ik ons zeer schuldig door voelen en daarom haalden wij midden in de nacht al wat eetbaar was uit de keuken en dan zaten wij met zeker de halve kinderbevolking uit de directe omgeving bij een schitte rende sterrenhemel te schransen. Boy, oh boy, those were the days. Dat 'have gun, will travel' is ook nu in onze dagen nog actueel. 'Soldiers of for tune', huurlingen, weet ik veel hoe je ze nu de dag noemt, laat ik ze 'glimpiepers' noemen. In de tuin van je woning kan je jezelf snel en effectief leren schieten en 38

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 38