OOM WIM en hoe het verder ging... RECTIFICATIE Jaren geleden mocht ik in Moesson een eerbewijs aan mijn oude oom Wim brengen. Ik vertelde o.a. hoe hij in de Jappentijd te pakken was genomen door de Kempetai, hoe hij bij de eerste vuist slag die hij kreeg, teruggeslagen had en wat de gevolgen van die klap waren. Toen al, ten tijde van mijn stukje, zat hij bijna blind en half verlamd in zijn stoel. Hij leefde van zijn AOW en had ooit geprobeerd om voor een uitkering van de PUR in aanmerking te komen. Er was sprake van een dame van Pelita die het allemaal zou regelen. Helaas, helaas is er niets van gekomen. Zijn ooggebrek kon niet gerelateerd worden aan zijn gevan genschap en voor zijn ietwat eigenaardig gedrag werd hij naar een psychiater ver wezen. Die man vroeg hem of hij wilde verklaren dat hij psychisch last had gehad van zijn bijna driejarige opsluiting. Dat had hij met een luid en krachtig 'neen' beantwoord. "Stel je voor zeg, dat ik zou moeten toegeven, dat ik last van ze gehad heb. Ik hoop juist dat ze last van mij gehad heb ben", zei hij, niet voor de eerste keer. Over de oorlog wilde hij eigenlijk nooit praten. Wel over een soort uitkering bovenop zijn AOW. Hij ging zich dan helemaal verlekkeren wat hij met die centjes zou doen. Een nieuwe winterjas voor tante en hij, hij zou nieuwe bretels willen... In het begin luisterde ik meer uit be leefdheid dan interesse. Zo vaak kwam ik niet bij die oudjes. Eigenlijk alleen maar met Kerst en Pasen. Oom Wim's gedachten bleven maar cirkelen om die uitkering en als hij sprak van WUV en WUBO klonk het als de stem van een voetballer, die over clubs sprak die niet te verslaan zijn. Oom Wim als subtop per. Toen de vergelijking me inviel moest ik er eigenlijk een beetje om grin niken bij mezelf. Eens probeerde ik het gesprek weer in de richting van de bezetting te krijgen. Hij bromde wat van 'rottijd'. Ik hield aan en tot mijn stomme verbazing begon hij te vertellen. Wat me al direct opviel was dat hij in de onvol tooid tegenwoordige tijd sprak. Het was alsof hij het net beleefde in plaats van vijftig jaar terug. Het andere opvallende was dat deze oude man, lam en blind, begon op te leven terwijl hij vertelde. Ik zag ineens de jonge kerel weer die ik vlak na de oorlog ontmoet had. Zijn stem werd krachtiger en klonk zoals vroeger de stem van mijn eigen vader als hij zijn jachtverhalen vertelde, net terug van de oedik, over de wilde varkens die daar te schieten waren. Het begon toen de Jappen al op Java waren en naar Bandoeng optrokken. Een verhaal vol moed en doodsangst en nederlaag en vernedering. Ik hoorde van een eenzame rit als motorverkenner op zoek naar de Japanse voorhoede, van een wilde vlucht en van verzetsplannen op de hellingen van de Salak. Van begraven wapens en van overgave en van in lange rijen gehurkt zitten in gevangenschap van de bezetter. Kortom ons Koninkrijk had een beroep op zijn Indische zonen gedaan om het Kwaad te keren. Ik geloof dat het Burgerwacht heette en het kwam te laat, zoals gebruikelijk. Hij werd na een tijdje naar huis gestuurd en ging, na veel dreigementen, weer aan het werk. Niet voor lang. Hij werd opgepakt door de PID en naar de gevangenis gebracht op verdenking van hulp bij het organiseren van illegaal verzet. Daar speelde die vuistslag-affaire zich af. De verdere details zijn te gruwelijk om hier neer te schrijven. Ik wil geen oude won den open rijten maar over oom Wim en de PUR vertellen. Oom Wim ontkent tot op de dag van vandaag dat hij ook maar met iets te maken heeft gehad. Dan doet zich het vreemde feit voor dat hij over die verzetsorganisatie alles ging vertellen. Nog steeds zijn onschuld vol houdend ontrolt zich dan een panorama van feiten en flinke mensen die ieder voor zich en gezamenlijk probeerden afbreuk te doen aan de Jap. Ik hoor namen als Colijn en kapitein De Lange en nog veel meer. Gauw bij L. de Jong kijken. Maar die heeft zich er in zijn geschiedschrijving met een Jantje van Leiden vanaf gemaakt. Bepaalde namen lees ik er in terug maar er is geen moei te gedaan om er enige samenhang in te krijgen. Ja, veel getuigen zullen er niet meer zijn. "Als je gepakt werd ging meestal je kop eraf', zei oom Wim. "Man, ik heb nog geluk gehad." Ik kon me niet voorstellen dat mijn oude oom niet in aanmerking kwam voor zo'n uitkering. Hoe dat ding heette liet me koud als het maar lukte. Ik ben maar eens naar een advocaat gestapt. Eerst een machtiging van oom Wim gehaald. Hij tekende met een kruisje. Hij kon niets meer zien immers. Het bleek een advocate te zijn. Een zeer spitse en grimmige dame. We vroegen het Pelita dossier op en de dame ging aan de slag. Ook nu weer kwam er een psychiater aan te pas. Een hele goede die niet vroeg of oom last had gehad, maar hem op zijn praatstoel kreeg en hield. Ik zat erbij en ik voelde medelijden met deze opgebrande oude man. Man, man, dacht ik, wat de Staat der Nederlanden jou schuldig is, is niet eens in geld uit te drukken. Wat een ellende. Begrijp me goed, ik denk niet dat hij op zijn eentje heel Dai Nippon te lijf is gegaan. Voor hem was maar een heel klein bijrolletje weggelegd. Maar zelfs in die bijrol was het al behoorlijk mis. Dat had te maken met het soort toneel waar hij op moest spelen. Als een imperium breekt, is dat nooit, voor wie dan ook, een goed moment om er bij aanwezig te zijn. Het heeft een aantal jaren geduurd. Allerlei uitvluchtjes, ambtelijke redeneringen wat dies meer zij ten spijt, is het toch gelukt. Ja hoor, een kleine uitkering en tante heeft haar winterjas en oom zijn bretels. Overigens die PUR hè, dat is toch wel een vreemd orgaan. Als je daar op vrij dagmiddag om twee uur belt, zegt de juf dat de mensen nu aan het werk zijn en telefonisch niet gestoord kunnen wor den. Pas na lang aandringen en mijn uit leg dat de PUR er voor de mensen was en zo, werd ik doorverbonden. Verder ging alles goed hoor. Ik werd keurig te woord gestaan en goed geholpen. Met oom Wim is het nu goed mis. Zijn geest zakt weg in vergetelheid en er is eigenlijk niet meer met hem te praten. Zijn wereld is nu zo klein geworden dat hij zich alleen nog maar verheugt op een stukje kroepoek of een brokje ontdooi de doerian. Hormat, oom Wim. Ik ben er trots op je gekend te hebben. ERIC HERBERTSZ Mijn vaders reis naar Japan (Moesson 15 augustus 1993) In dit verhaal is een storende fout geslopen. Op een aantal plaatsen wordt de hoofdpersoon aangeduid met de naam van Horn. Dit moet zijn: Horn!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 11