batik
BATIKCENTRA OP JAVA
Als men aan batik denkt, dan ziet men
voor zich een stuk katoen, beschilderd
met bloemen, vogels, dieren, krullen en
allerlei fantastische decoratieve figuren.
Men denkt ook aan sarongs, kains,
slendangs, hoofddoeken, hemden, das
sen, zakdoekjes, muurkleedjes en tafel
kleedjes. Doch daarnaast zijn ook hele
batik-schilderijen verkrijgbaar.
Weet u hoe een batik gemaakt wordt?
Begonnen wordt met een stuk wit
katoen; de kwaliteit kan verschillen. Op
papier getekende motieven worden op
het katoen overgebracht. Dan heeft men
nodig: was, (tegenwoordig) chemische
kleurstoffen, kleine en grote kookpan
nen, bamboe-standaards, ook lange hou
ten of bamboe droogrekken. Daarnaast
anglo's (aarden potten om een vuurtje in
te maken) voor arang-vuurtjes en grote
re haarden voor de grote kookpannen.
Last but zeker niet least de tjanting. Dit
apparaat bestaat uit een kort bamboe
handvat met aan het eind een koperen
kastanjevormig reservoir met een dunne
tuit aan de voor-onderzijde. Na de tuit
te hebben doorgeblazen scheppen de
batiksters met de tjanting een beetje
kokende was uit de kleine wadjan
(kookpan) en schrijven daarmee als een
vulpen langs de getekende lijnen en figu
ren. Belangrijk zijn vanzelfsprekend de
werkers en werksters. De manlijke
krachten doen het grove zware werk,
waaronder de batik tjap (stempel) en de
werksters doen het fijne minitieuze
batikken: het schrijven met de tjanting.
Er wordt dus op twee manieren geba
tikt: de batik tulis, uitgevoerd met de
tjanting en de batik tjap, gemaakt met
het stempel. Dit laatste doet men met
een tjap in hete vloeibare was gedoopt,
die vervolgens gedrukt wordt op het
witte katoen: dit resulteert in een wasaf-
druk van een motief.
Het nauwkeurige en peuterige werk van
de batiksters bestaat uit het vullen van
lijnen en figuren met gesmolten was. Ze
zitten op een dingklik (krukje) met naast
zich een anglo met een arangvuurtje,
waarop een wadjan met pruttelende was
staat. De niet met was gevulde ruimten
of lijnen krijgen hun kleur door het
kleed in een grote bak met kleurstof te
dompelen. Alleen de onbewerkte
gedeelten van de lap katoen nemen de
kleur aan. De met was bedekte lijnen en
figuren blijven blank. Het kleed wordt
hierna uitgekookt, waardoor de was
smelt. Na drogen worden de groene
gedeelten gevuld met was. De gedeelten
die dan nog zonder was zijn, worden in
een tweede kleurbad gedompeld. Geel
bijvoorbeeld. Daarna wordt de doek
weer uitgekookt, de was verdwijnt en
zo gaat men verder totdat de hele doek
bewerkt is. Zijn er meer figuren en
andere kleuren, dan wordt het proces
enkele keren herhaald. Erg tijdrovend
werk, nietwaar?
In Moesson van 15 april 1993 stond een
mooie foto op pagina 22 van drie batik
sters. In de beschrijving is echter een
foutje geslopen. Er staat dat de vrouw
tjes hun tuit (tjanting) in kokende verf
dompelen; bedoeld werd kokende was.
Voor de Tweede Wereldoorlog werd
batik bijna uitsluitend door vrouwen
gedragen. Mannen droegen na hun
werktijd in eigen huis een zogenaamde
'slaapbroek' van batik als men zich ging
ontspannen. Na de oorlog kwam batik
voor mannen meer en meer in de
mode, in de vorm van batik hemden.
Nadat een gouverneur van Jakarta inten
sief propaganda had gemaakt voor het
gebatikte hemd, nam deze trend een
grote vlucht en is het tegenwoordig
zelfs usance: mannen kleden zich in batik
voor feesten en recepties. Ook dragen
ambtenaren op maandag en op belangrij
ke feestdagen uniforme batikhemden.
Een tjanting voor
fijn werk met één
dun tuitje.
10 cm lang)
Een tjap
(wasstempel)
van roodkoper.
I 7x I 3x9 cm
12