tloeveel weken o?_9
heeft een jaar
Evenals zoveel andere in Indië geboren
kinderen ben ik op meer scholen
geweest dan de meeste kinderen in
Holland, die vaak één lagere school aflie
pen om daarna de rest van hun school
dagen op één en dezelfde middelbare
school door te brengen. Ik heb het tot
15 of 16 scholen gebracht, ben de tel
kwijtgeraakt. Dus variatie genoeg en
waar ik het nu over wil hebben zijn mijn
ervaringen op een Zwitserse school in
Interlaken.
In 1919 ging mijn moeder met mij en
mijn drie jaar jongere broertje op de
'Rindjani' naar Holland. Zij leed aan een
voor die tijd ongeneeslijke tropische
ziekte en ging op doktersadvies in de
zomer van 1921 naar Zwitserland. Na
eerst een poosje in Interlaken, dat
mooie stadje tussen het Thuner- en
Brienzermeer, te hebben gezeten, werd
mijn moeder door de dokter aangera
den naar een hoger oord te gaan, en wel
het kleine plaatsje Beatenberg, hoog
boven de meren. Ik heb daar nog steeds
de mooiste herinneringen aan. Iedere
morgen keek ik uit naar de met sneeuw
bedekte toppen van de Jungfrau en de
Eiger, een prachtig gezicht en iets geheel
nieuws voor mij. Verder trok ik er vaak
op uit om lange wandelingen te maken
over de berghellingen in de buurt van
ons hotel.
Mijn moeder vond dat mijn broertje en
ik wat Duits moesten leren en zo kre
gen wij een paar keer per week les van
een aardige Zwitserse jongedame.
Helaas bleek de hoge, ijle lucht van
Beatenberg moeder geen goed te doen
en moesten we weer terug naar Inter
laken. Daar moesten mijn broertje en ik
naar school en kwam er een einde aan
het prettige, luie leventje. De eigenaar
van ons hotel wist een goede school
waar ook zijn eigen dochtertje (even
oud als mijn broertje) naar toe ging, dus
werden wij daar ingeschreven.
Wat nu volgt mag misschien wat onge
loofwaardig klinken, maar ik garandeer
dat wat ik schrijf echt gebeurd is. Ik
kwam terecht in de vierde klas waar al
ruim veertig andere leerlingen zaten.
Scholen in Zwitserland waren in die tijd
waarschijnlijk vrij, te oordelen naar som
mige erg armelijk uitziende kinderen.
Het jongetje naast mij in de bank had
geen schoenen aan en verspreidde een
bepaald 'landelijke' geur. Ik vond pas
later uit dat hij voor zijn moeder's
moestuintje paardemest moest verga
ren. Daarvoor ging hij elke dag met een
zeepkistje en een schepje naar school. In
die tijd waren er in Interlaken meer rij
tuigen dan taxi's, dus mijn vriendje had
een uitgebreid arbeidsterrein. Telkens
als hij een veelbelovende hoop vond
ging het schepje eronder en met behulp
van zijn blote voeten werd het in het
zeepkistje gedeponeerd. Vandaar dat
markante aroma.
Een klas van ruim veertig moet voor een
onderwijzer geen pretje geweest zijn en
dat maakte denkelijk dat Herr Hockler
een nogal norse eerste indruk op me
maakte. Hij had er anders wel de wind
onder en ik vond al gauw uit dat hier
nog middeleeuwse toestanden heersten.
Herr Hockler was nooit zonder zijn
rietje en voor het minste geringste dat
je fout had gedaan moest je voor de klas
komen en kreeg je een paar forse mep
pen. Het eerste slachtoffer die eerste
dag was mijn arme buurmannetje en hij
piepte erbarmelijk toen het rietje door
zijn versleten broekje striemde. Een
andere geliefde methode van correctie
van H.H. was met de knokkels van zijn
vuist je hoofd masseren. Meisjes net zo
goed als jongens. Er waren echter nog
meer mogelijkheden bij de meisjes. Die
werden bij hun vlecht gepakt en met het
hoofd voorover een paar maal op de
lessenaar gekwakt. Bij meer ernstige
vergrijpen moesten ze uit hun bank
komen en werd het hoofd, bij de vlecht
gepakt, tegen de muur gekwakt.
U begrijpt dat ik met gemengde gevoe
lens in die klas zat en erg mijn best deed
en daar ging het tenslotte om. Dankzij
de Duitse lessen in Beatenberg kon ik
makkelijk mee en zelfs die spitse Duitse
letters waren geen probleem. Maar toen
hadden we op een dag rekenen en die
dag zal ik nooit vergeten. Op een gege
ven moment, zonder enige aanleiding of
voorbereiding, riep H.H. met stentor
stem: "Wie viel Wochen hat ein Jahr?"
en wees tegelijkertijd met zijn rietje naar
de voorste jongen in de klas. Die keek
volkomen verslagen voor zich uit, maar
zeker denkend dat enig antwoord beter
was dan geen, zei hij: "78". Fout natuur
lijk en meteen had hij een flinke lel om
zijn oren. H.H. herhaalde zijn strikvraag
en wees met zijn rietje naar de tweede
jongen, die er ook maar een slag naar
sloeg (en een flinke slag opliep). En zo
ging H.H. het rijtje af en niemand wist
het juiste antwoord. Het moet voor
H.H. een zeer speciale dag geweest zijn.
Eén jongen zei 48 en ik dacht dat is niet
gek: 12 maanden in een jaar, vier weken
per maand, maar nee, ook hier weer
KLEDDER! H.H. kwam steeds dichter
bij mij en ik zat 'm behoorlijk te knijpen,
maar toen, o Deus ex machina, was er
een jongen, slechts vier plaatsen voor
mij, die zei 52, en ziet: geen lel, hoewel
H.H. niet toegaf dat het goed was. Maar
dit was het dus misschien en toen ik aan
de beurt kwam zei ik min of meer
schuchter: 52". In plaats van een kled
der explodeerde H.H. en schreeuwde
zijn klas toe dat ze een stelletje stomme
idioten waren en hier was deze nieuwe
jongen, een buitenlander nog wel, die
het meteen goed had! Ongelooflijk als
het mag lijken maar toen de rest van de
klas één voor één aan de beurt kwam
wisten nog verscheidenen het antwoord
niet op 'Wie viel Wochen hat ein Jahr?'.
Wel, ik ben het nooit vergeten.,
Mijn broertje zat in een lagere klas en
verstond praktisch nog geen Duits en
wanneer hij iets niet wist dan kreeg het
dochtertje van de eigenaar van ons hotel
er van langs, want die was volgens de
onderwijzeres voor hem verantwoorde
lijk. Voor zover ik weet is het nooit tot
een innige liefde tussen die twee geko
men.
Dan was er een geheimzinnig boekje
met een hoop cijfers en lijntjes waar ik
geen touw aan kon vastknopen. Als we
dat ooit krijgen, dacht ik, dan is er geen
hoop meer voor mij. En waarachtig, op
een goede dag moesten we allemaal dat
boekje op pagina zoveel openslaan en
H.H. klom op zijn katheder, rietje in de
hoogte. Ik kneep 'm weer tot en met.
Niemand had nog iets fouts gezegd of
gedaan en hij stond al weer klaar om
toe te slaan! Opeens zwaaide het rietje,
en, tot mijn verwondering, barstte de
klas uit in een vrolijk gezang uit en één
ding dat zij goed deden, die Zwitserse
kinderen, was zingen. Nu was ik de
stomme vreemdeling. Had nog nooit van
Do, Re, Mi, Fa, Sol gehoord!
Aan het eind van de dag ging H.H. weer
14