VOGELVRIJ EN ZO VRIJ ALS EEN VOGEL (2)
Buiten het kamp
"Defaitisme is uw grootste vijand", of een slogan van die strekking stond
op de posters die in Soerabaja vlak voor de bezetting overal in de stad
waren opgehangen. Ik meen zelfs dat je moeilijkheden kreeg met de
Politieke Inlichtingen Dienst als je werd betrapt op het uiten en versprei
den van negatieve voorspellingen inzake de strijd in de Pacific. Mijn
vader trok zich daar niets van aan. "Wat defaitisme, een kind kan
begrijpen dat we kansloos zijn tegen Japan. Door de oorlog in Europa
zijn we afgesloten van directe daadwerkelijke geallieerde hulp, om van
Nederland maar helemaal te zwijgen. "Maar hij hield zijn 'defaitisme'
binnenshuis, volgde radioberichten, interpreteerde ze op de atlas.
Bombardementen op Perak, op Toendjoengan en toen was het zo ver.
Op de avond van de 7e december riep
Pa ons bij elkaar. "Ik wil ernstig met jul
lie praten", zei hij en ging aan de eettafel
zitten. Daar zaten we met ons vijven,
mijn ouders, mijn zusje, broer en ik.
Voor zich had Pa iets dat in een zijden
lap was gewikkeld. Hij ontvouwde het
plechtig en daar lag een revolver. Een
revolvertje, het leek bijna speelgoed,
heel glanzend, sierlijk en toen ik goed
keek zag ik dat de greep een parelmoer
versiering had. Pa vertelde dat hij het
ding jaren geleden op een veiling had
gekocht, maar het aan niemand had ver
teld. Toen kwam het. "Niemand van ons
weet hoe het binnenvallende Japanse
leger zal zijn, hoe ze zich zullen gedra
gen. Zullen het ongedisciplineerde bar
baren zijn, zal de bezetting zonder ver
der geweld verlopen als wij ons niet
verzetten? We kennen de mentaliteit
van de Japanner niet, eigenlijk weten we
niets van ze af. Maar elk leger is tot
wreedheden in staat tegen weerloze
burgers." Hij haalde even diep adem.
"Het ergste kan mogelijk zijn, vrouwen
kunnen worden verkracht, wij mannen
zullen het moeten aanzien om dan te
worden afgemaakt. Als ik ook maar het
geringste hierover hoor of bemerk dan
zal ik deze revolver gebruiken. Er zitten
vijf patronen in, voor elk van ons één.
De laatste is voor mezelf." Hij keek ons
een voor een aan. Ik had het gevoel of ik
in een film meespeelde.
"Pap, maar als jou nou als eerste iets
overkomt, wie moet dan schieten?"
vroeg mijn zusje.
"Ik niet!" riep Ma, "ik niet!"
"En zij ook niet", zei Lud met een duw
tegen mijn schouders. "Pa, je weet hoe
belabberd ze schiet? Weet je nog die
keer toen we bij Opa mochten schijf
schieten op de muur van zijn garage,
met een gewone buks notabene! Lilly
raakte niet één keer die enorme schijf,
wel alle dakpannen!"
"Waarom schieten we niet gewoon vijf
Japanners dood", stelde Ma voor.
"Om dan door 50 anderen in stukken te
worden gehakt", antwoordde Pa droog.
De affaire zelfmoord-brigade was daar
mee afgehandeld. Pa wist wat hij zou
doen en wij begrepen dat hij zou doen
wat hij gezegd had. Gek, maar ik voelde
me erg opgelucht.
"Ik geloof dat mijn macaroni aanbrandt",
zei Ma. Ze kookte al weken lang
's avonds het eten voor de volgende
dag. Dat was haar defaitisme, die lieve
wijze schat.
Ze kwamen niet moordend, niet ver
krachtend en niet als wilden binnen, de
bezetters, maar srèk-srèk-srèk-srèk in
slordige rijen op raar schoeisel, rare uni
formen met rare petjes. De overgave
van Soerabaja voltrok zich op de
Wonokromobrug. We hadden verloren,
Japan was de baas.
De eerste weken had je alleen het
gevoel of ze ons in de weg zaten, maar
daarna was het overduidelijk dat er niets
meer mogelijk was zonder hun bemoei
enis. De kranten waren er alleen voor
de 'undangans', wetten, verordeningen,
bevelen. Op straffe van. En dat gebeur
de, keihard, onverbiddelijk.
De eerste advertentie in het Soeraba-
jaasch Handelsblad (dat niet meer onder
die naam verscheen) was er een voor
meisjes voor bordelen. Er werden 80
gevraagd en er kwamen 300 aanmeldin
gen. Gelukkig dat ze er waren die pros-
tituées, ik heb nooit op ze neergekeken.
Ze verdienden het geld dat wij terug
konden verdienen met het maken van
zakdoekjes, tassen, sieraden. Ze kochten
zeep en parfum en de mooie japonnen
die we toch niet konden dragen.
Aan de kinderen van ettelijke van deze
'yoshiwara' vrouwen heb ik lesgegeven,
rekenen, lezen, schrijven. "Als de oorlog
over is, dan kunnen ze tenminste ge
woon mee op school, ja toch juf?" Een
keiharde, meedogenloze, kritiekloze tijd,
met andere normen en waarden. Met
afschuwelijke wreedheden en stom
geluk. Iedere dag was er een van stom
geluk of rampzalig ongeluk. De Kempe-
tai, het machtigste spookbeeld van elke
burger beheerste ons leven. Pa had zijn
revolver weer weggeborgen, goed ver
stopt. Gelukkig, want er werd huis aan
huis naar wapens gezocht. Twee Indo
nesische agenten en een Japans soldaat
doorzochten alles en gooiden alles over
hoop. Neen, ze vonden de revolver niet,
Pa trouwens ook niet, want hij wist niet
meer waar hij die verstopt had tot grote
woede van Ma. Zij vond het ding uitein
delijk bij het inpakken toen we naar
Lawang verhuisden. "Ik heb de revolver
gevonden", fluisterde ze me in het oor.
"Waar is die nu Ma?"
"In de put gegooid."
"Adoeh, zo jammer!"
We verhuisden naar Lawang op aandrin
gen van een oom die in een mooi huis
buiten woonde. "Veel veiliger dan in de
stad, hier komt geen Jap voorbij", verze
kerde Oom ons.
De eerste week al was het mis, want er
kwamen wél Jappen langs het huis en
zelfs binnen. Oom en tante kregen acuut
een hartaanval. Mijn vader verstond wat
ze vroegen: de weg naar de water
krachtcentrale. Niks loos, Pa en Lud
kwamen na een uurtje terug. De wande
ling had hen goed gedaan. De Japanners
waren onder vele 'harigato's' bij de cen
trale gebleven.
Het verblijf in Lawang was een ramp.
Er heerste een krankzinnigmakende
angst en spanning in huis. We verveel
den ons dood. Pa miste zijn viool, Ma
haar brood- en koekleveranties. Ik liep
een dag tegen streng verbod van tante
de sawahs in, plofte ver van huis neer in
een droge greppel. De blauwe lucht
boven de ritselende padis, een koetilan
die zo gracieus kwam overvliegen en
verderop in een boom neerstreek. Was
er oorlog? De vogel was vrij, ik toch
ook, tenminste zolang als het duurde?
Die avond zei ik onder het eten: "Ik wil
terug naar Soerabaja." Zomaar, plomp
verloren. "Ja', zei Pa, "ik denk dat we
ook beter terug kunnen." Oom en tante
waren diep verontwaardigd.
18