*4
'Indische' meisjes...
éMjM i
:r■'-
day;
sVw s t
Twee dagen later werden alle mannen
opgeroepen voor Kesilir. Pa en Lud
trokken met een koffertje met kleren
naar het politiebureau waar de selectie
werd gemaakt, wie wel, wie niet. Beiden
hadden een bewijs dat ze bij de radio
hadden gewerkt en muziekleraar van
beroep waren. Ze mochten naar huis.
De Japanner die de stempel van vrijwa
ring gaf was een van de twee die de weg
had gevraagd naar de krachtcentrale.
Mijn oom moest naar Kesilir. Hij is daar
overleden.
Dagang, handelen, alles verkopen wat
verkoopbaar is, naaien, handwerken, les
geven. Er werden praktische sloffen van
rubber gemaakt en de elegantste houten
klomp-sandalettes in alle kleuren, vaak
beschilderd. Ik had een paar avond
klompjes die ik tot jaren na de bevrijding
heb gedragen! Flessen werden beschil
derd door rasechte kunstenaressen,
bakeliet grammofoonplaten werden tot
schalen schaaltjes gevormd en beschil
derd. Vraag me niet hoe ze die platte
schijven krom kregen.
Mensen werden opgepakt. Je kon om
twee redenen bij de Kempei komen: om
iets dat je gedaan had en door iets dat je
niet gedaan had. In de meeste gevallen
had je wel wat gedaan, maar de straffen
waren altijd onmenselijk. Hetty, mijn
zusje stierf in 1943 bij gebrek aan de
juiste medicijnen die niet op tijd kwa
men. De jaren daarna waren voor mijn
ouders bijna ondragelijk zwaar, ze
klampten zich vast aan hun geloof en het
leed dat ook anderen overkwam, gaf
kracht door verbondenheid.
"Ons leven is in God's hand", zei men.
Ik dacht: maar al te vaak spreidt God
zijn vingers wijd uit elkaar en vallen hon
derdduizenden te pletter. Waarom doet
Hij dat? Omdat Zijn wegen ondoorgron
delijk zijn. Niet alleen Zijn wegen waren
ondoorgrondelijk, die van de Japanners
ook. De hele oorlog was ondoorgron
delijk. Tot de atoombom viel.
LILIAN DUCELLE
P.S. De kwestie van de bepaling wie wel en
wie niet achter de kawat moest is al zo
vaak beschreven dat ik daar niet meer over
schrijf. Sommigen wilden wel, sommigen
beslist niet in het kamp. Zoals met alles
werd er op hoop van zegen gesjoemeld met
afkomst en nationaliteit. Het werd achteraf
toch: de mens wikt, de Jap beschikt.
Toen ik nog heel klein was en nooit van Indië had gehoord, waren mijn broertje en ik in een kinder
tehuis in Zandvoort. Daar waren veel andere kleine kinderen, jongens en meisjes. We speelden er
vaak samen, in de duinen en op het strand en hadden een onbezorgde tijd, waaraan ik nog wel eens
terugdenk.
Eén klein meisje was anders dan de anderen; ze sprak vreemd en had een bijzondere lichtbruine huid
en prachtig pikzwart lang haar. Ze zei tegen ons: "Ik ben een Indisch meisje", doch, wij hadden geen
idee wat dat nou wel mocht zijn.
De andere meisjes waren geïrriteerd. Ze vonden dat het Indische meisje teveel aandacht kreeg. En
daar zouden ze eens wat aan doen...
Toen er na een regenbui wat zanderige modder in de tuin was achtergebleven, smeerden zij gezicht
en armen daarmee in en dansten toen in het rond, luid zingende: "Wij zijn Indische meisjes...!"
19