AREN - Arengapinnata - Suikerpalm Araceae Palmachtigen De Arèn (Arengapinnata) is nauw verwant aan de betelnoot (Areca cathecbu). Ze behoren tot een oud natuurlijk plantengeslacht waarvan er 4000 soorten voorkomen en daarvan zijn een twaalftal Areca's. Alleen palmen komen in de tropen voor in regenwouden en woestijnen; enkele palmsoorten komen ook in subtropische gebieden voor, bijvoor beeld de dadelpalm. Palmen hebben meestal een onvertakte rechte stam met bovenaan een kroon van vederachtige of waaiervormige gespreide groene bladeren naargelang de soort. Als de kroon afbreekt sterft de boom. De Arèn is een vederpalm en komt in Azië in het wild voor in bergbossen. In Indonesië staan gekweekte Arènpalmen op menig erfje. De Arènpalm kan een hoogte van 30 meter bereiken en de ge veerde bladeren een lengte van 10 me ter. De bladeren hebben een ongelijke getande kop en zijn voorzien van een bladschede. Uit de bladschede komen de bloemtrossen te voorschijn. De eenslachtige bloemen staan in ver takte mannelijke of vrouwelijke bloeikol- ven. De kolf is een dikke vlezige as en omgeven door grote schutbladen. De bloemen zijn klein en hebben zes bloem- dekbladen. De mannelijke bloemen heb ben drie tot zes of meer meeldraden. De vrouwelijke bloemen hebben een bovenstandig vruchtbeginsel dat een- of driehokkig is en opgebouwd uit drie vruchtbladen. Een vruchtblad heeft een zaadknop. De vrucht is vlezig en omge ven door een schil. Als de mannelijke bloemen nog in knop staan wordt de stengel ingesneden en het sap dat er rijkelijk uitvloeit in een bamboekoker opgevangen. Dit sap (luwak) gist binnen een paar uur en levert een alcoholhoudende palmwijn (legen). Door indampen van het verse sap verkrijgt men de arènsuiker (gula arèn). Alle palmsoorten bevatten veel sap waaruit suiker kan worden gemaakt. Het winnen van het sap kan de dood van een palmboom betekenen. Daarom worden niet alle palmsoorten ervoor gebruikt, zeker als ze nog belangrijker economische waarde hebben zoals bij voorbeeld de cocos- en dadelpalmen. Uit de vrouwelijke bloemen komen de vruchten. Van deze vruchten wordt Aren Pinata boom met vruchttrossen (Kalimantan 1990) kolang kaling gemaakt. De schillen van de vruchten kunnen jeuk veroorzaken en worden daarom eerst gepoft voor ze geschild worden. De geschilde vruchten zijn glazig, glibberig en wit. Ze worden een nacht geweekt in water waarin de rijst is gewassen, de zogenaamde leri. Daarna worden de vruchten in een handdoek gewikkeld en met een houten lepel (iroes) plat geslagen; vervolgens verwijdert men het witte kiempuntje en worden oude vruchten verwijderd. De vruchten worden met een dikke suiker stroop met vanille overgoten. Het over gieten met die stroop wordt enige malen met korte tussenpozen herhaald. Schets van de Arenpalm Een Dajakse kloosterzuster schept uit een kendi (kruikje) de suikerstroop in een flesje. De suikerstroop is afkomstig van de Aren Pinata. (Kalimantan 1990) 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 20