eu oenoneei
move eu veuve
Op de lagere school trof men wel eens kinderen aan die qua
leeftijd en lengte hun klasgenoten ver voor waren. Hun parate
schoolkennis echter stond op een lager niveau. Het veelvuldig
doubleren van klassen was hier de oorzaak van. Dit was vaak
een gebrek aan kennis van de Nederlandse taal.
Zo'n jongen was Djitak. Niet zijn ware naam natuurlijk. Men
wist alleen dat hij Friedrich van voor heette, omdat de onder
wijzer hem zo noemde. Zijn achternaam was voor de kinderen
onuitspreekbaar en had zijn oorsprong ergens in Duitsland.
Voor hen heette hij Djitak. Djitak is een kastijding die bestaat
uit een klap met de knokkels van de vingers met gebalde vuist
op het hoofd.
Friedrich dreigde dit te doen als de - kleintjes - brutaal waren,
of hem te na kwamen. Vaak voerde hij zijn dreigementen ook
uit. Vandaar die bijnaam. Deed hij dit met plezier? Helemaal
niet, hij dwong hiermee slechts respect af voor het ouder zijn.
Zo'n markant figuur, zo'n lobbes, viel maar al te gemakkelijk
ten prooi aan spot en daarom kwam zo'n afstraffing vaak voor.
Erna gaf hij dan nog een vaderlijke waarschuwing: "Niet meer
zo brutaal ja, anders ik djitak nog harder lo!"
Terroriseerde hij zijn schoolgenoten? Nee. Keek hij op die
kleintjes neer? Geenszins. De jongens uit de lagere klassen
kozen hem vaak uit als paard bij het ruitergevecht. Was het
een simpele ziel? Wie zal het zeggen.
Feit was dat zijn prioriteiten elders lagen. Hij kon de beste
katapults maken, hij was ook de beste katapuller. Zijn glas
touw, dat hij gebruikte in duels bij het vliegeren, was onover
troffen. Zwemmen deed hij als de beste in de kali tijdens het
bölossen spijbelen). Tijdens rekenlessen kon hij wegdromen
over wat hij na schooltijd zou doen. Een nieuwe katapult
maken, of zou hij een tocht ondernemen naar de ketella vel
den van pak Djenggot, vader sik, om te zien of deze knollen al
volgroeid waren want dan zou hij er enkele ten eigen bate
kunnen oogsten. Gepoft in een smeulend vuurtje smaakten ze
overheerlijk.
Op een keer zat hij tijdens de pauze op de trap van de open
galerij die voor langs de klassen liep, mistroostig voor zich uit
te kijken.
Nootje en Ventje die dat zagen kwamen bij hem zitten.
"Wat is er Tak?" vroeg de eerste.
"Tak Tak Tak, niet zo brutaal ja!" antwoordde deze geërgerd.
"Lo", verontschuldigde Nootje zich, "iedereen noemt jou toch
Djitak."
"Ja Djitak oké, maar niet Tak. Mosoh ben ik een tak van een
boom?"
"Tak is een afkorting van Djitak toch", legde Nootje uit. "Jij
zegt toch ook Noot."
"Noot is tenminste deftig", legde Djitak uit.
"Waarom deftig?" wou Nootje niet begrijpend weten.
"Omdat noot is Hollandse katjang!"
"Stil nou maar", suste Ventje de twist. "Waarom pieker je",
ging hij verder.
"Ah niks", hij nam een handvol grint op dat over het hele
schoolerf gestrooid was en begon moedeloos de steentjes een
voor een weg te schieten alsof het knikkers waren.
"Toch ik geloof ister wel wat, vertel maar aan ons. Misschien
wij kunnen helpen. Wij toch vrienden", troostte Ventje en ging
verder. "Wij zitten in een hogere klas, dus wij weten mis
schien wat jij niet weet."
Zij hanteerden onwillekeurig het gebroken Hollands, waar
Djitak zich van bediende. Dat deden ze automatisch als ze met
hem in gesprek waren om niet voor sombong (=verwaand)
aangezien te worden. Onze twee vrienden moesten van huis
uit beschaafd Nederlands spreken, want dan kwam je het
verst. Zo was dat in een kolonie, hoewel menig Indonesisch
woord er ingeburgerd was en de rangschikking van de woor
den in een zin niet altijd klopte volgens het algemeen be
schaafd Nederlands.
"Ah, straks proefwerk over de aarde. Je weet wel hij draait
zoveel keer en dan ister schrikjaar met neven." Nootje keek
even niet begrijpend op maar ging verder: "Heb je niet
geleerd?"
"Kan niet. Gister Ketjipoet (een klein op een knikker gelijkend
koekje, vergelijkbaar met een borrelnoot. De bijnaam die men
vaak gaf aan kleine dikke personen en waar hier de onderwij
zer mee bedoeld werd) hij legt uit en wij moeten opschrijven,
maar je weet toch vliegertijd dus ik zit te piekeren over glas
touw. De garen ik heb al, alleen de glas ik moet nog vinden."
"O ja, als glastouw maken jij de beste." En zo was het ook.
Zijn kennis van deze materie was ongeëvenaard. Hij wist op de
kubieke-millimeter af of je dit of dat aan het mengsel van glas
en hars moest toevoegen, bijvoorbeeld kajoepoeti of aspirine
bij een bepaald weertype.
"Ija, dus ik ongerus over de glas tot ik vergeet op te schrijven.
Toen de les afgelopen. En zoëven hij zeg straks na de pauze
proefwerk. Pajah ikke, ik ben de sigaar. Als onvoldoende mis
schien ik blijf weer zitten."
"Wat je weet niet?" wou Ventje weten.
"Itoe lo, hoeveel dagen hij draait. En dan na zoveel jaar kom
weer een neef."
De twee vrienden begrepen het niet helemaal, maar voelden
instinctief dat hier een goede mop in school. Was dit wreed?
Inderdaad, maar zo is de jeugd. Bij volwassenen zou zo'n
streek ontaarden in een vendetta, maar niet bij hen, daar lig
gen de normen anders. Djitak ging verder met de uitleg van
wat hij niet begreep.
"Mossoh een jaar heef neven? Ja de kinderen van mijn tante,
Pih en Tjoh, mijn neven maar een jaar met neven ik snap nul!"
"O, als zo ik kan jou wel vertellen", stelde Nootje hem gerust.
Hoopvol keek Djitak hem aan.
"De aarde hij draait driehonderd en vijfenzestig dagen en nog
een beetje om zijn as per jaar."
"Waarom nog een beetje?" wou Djitak weten. Nootje krabde
zich het hoofd en moest hem het antwoord blijkbaar schuldig
blijven. Ventje kwam hem echter ogenblikkelijk te hulp: "Door
een botsing."
"Een botsing?"
"Ja tabrak, je weet toch wel."
"Tabrak?! Je belaser mij ja. Mossoh de aarde is een auto of een
tjikar, ossekar?"
Nootje kon z'n lachen amper inhouden maar was wel nieuws
gierig hoe zijn maat zich hier verder uit zou redden.
"Loh, geen gewone botsing met auto of zo, maar met
komeet."
"Wat voor komeet?"
42