O Komeet Halley 43 "Van Halley", sprong Nootje in. Djitak keek van hem weer naar Ventje en deze knikte ernstig. "Heb je hele maal niks gehoord van wat Ketjipoet hij verteld?" wou Ventje voor de zekerheid weten. "Niet, ik zeg toch al ik pie ker over de glas!" Gerustgesteld legde Ventje verder uit. "Dus gampang ja, het is dus makkelijk. Hij draait driehonderd en vijfen zestig dagen en een beetje," legde Ventje verder uit. ill.: Tom Reeders "Dus die beetje kom door de tabrak met Halley? Ja ik weet, mijn moeder zij vertelt toen zij nog klein die komeet hij kom vlak langs de aarde. Misschien kesrèmpèt ja." "Niet, niet van die keer. Jou ma, heeft ze verteld van een aard beving? Niet toch. Deze is van daar voor, want om de zoveel jaar hij kom langs de aarde. Toen ister zware aardbeving door kesrèmpèt, geschampt," wist Nootje te vertellen. "Dus voor de srèmpètan de aarde hij draait precies driehon derd en vijfenzestig dagen in een jaar rond?" "Precies", beaamden de vrienden in koor. "Maar waar getabrak? Als zo'n grote komeet, want hij moet baahoorlijk groot zijn anders de aarde hij draait gewoon door, bots tegen de aarde moet toch grote kuil zijn?" "O ija", knikte Nootje heftig en hij ging verder terwijl hij zijn armen uitspreidde: "Een kuil? Een krater van kilometers groot!" "Je verlak ja! Hier ik heb nog nooit gehoord ister krater jang zo groot." "Loh, wie zeg hier. Niet hier maar in Amerika. Ik geloof in een woestijn, maar waar ik weet niet meer." "In Arisona", knikte Ventje met overtuiging. "Dus als wordt gevraagd hoeveel keer de aarde draait, dan schrijf ik driehonderdvijfenzestig dagen met een beetje. En die beetje kom door de tabrak met Halley?" "Ja, maar je moet goed Hollands schrijven, dus je moet schrij ven, door de botsing met de komeet van Halley", verbeterde Nootje hem. "En dan de neven, ik snap nul. Alle maanden hebben dagen maar februari heef neven. Kaja apa deze?" Hoe zit dat. De twee keken elkaar aan en begrepen hier ook niet veel van maar hielden wijzelijk hun mond, wachtend tot Djitak wat meer zou onthullen over dit mysterie. "Misschien jullie weten wat Ketjipoet bedoel. Hij geef ons versje voor ezelsbrug. Toen ging de jongens een licht op en Nootje begon het gedichtje op te zeggen over het aantal dagen die elke maand heeft: "Dertig dagen heeft November April Juni en September de anderen hebben er dertig en één behalve Februari alleen die heeft er vier maal zeven en in het schrikkeljaar nog één daar neven." Ze begrepen nu dat die laatste zin het struikelblok vormde voor Djitak namelijk - één daar neven. "Na itoe, jij ken die versje. Dit is toch slecht Hollands. Een is enkelvoud ja?" De twee beaamden het en Djitak ging verder. "Een neef ik snap, maar een neven ik snap niet. En dan de andere maanden ze hebben dagen, maar februari heef neven. Hoe deze?" "O, ik snap al. Dat je begrijp niet?" stelde Ventje vast en langs zijn neus weg "is oud Hollands." "Oud Hollands? Nieuw Hollands al moeilijk en dan ze gooien oud Hollands d'r door, wah pajah deze." "Vroeger ze zeggen neven in plaats van dagen, dus dertig neven heef november en zo door, je begrijp?" vroeg Nootje. De twee vulden elkaar perfect aan. "Maar waarom ze gooien oud Hollands d'r door, wordt toch alleen maar roeweter, verwarder." "Moet rijmen op vier maal zeven," ging Nootje verder. "En de schrikjaar apa itoe? Wat is dat", wou hun leerling ook nog weten. "Wah gampang, dat is makkelijk", nam Ventje nu het woord. "Om de vier jaar is een schrikkeljaar, niet schrikjaar. Dat kom van de ketevelen per jaar. Deze is ongeveer een kwart dag, dus na vier jaar is precies een dag ketevelen. Dus imboe een dag d'r bij." "Als zo makkelijk ja." En tevreden gingen ze de klas weer in, daar de bel geluid werd. De dag daarop tijdens de pauze kwam Djitak op het niets ver moedende tweetal toelopen en gaf Nootje, daar deze het dichtste bij stond, een ferme djitak die klonk als een klok. Ventje spurtte in een eerste reactie buiten z'n bereik. Verbaasd keken ze hem aan. "Ventje kom hier, jij krijg ook een", beval en beloofde hij. "Waarom doe je dat", protesteerde Nootje die over z'n hoofd wreef. "Ventje kom hier!" beval Djitak nogmaals. "Niet. Waarom?" "Denken wat jullie gedaan hebben gisteren." Ze wisten van de prins geen kwaad, er was sinds gisteren ook alweer zoveel gebeurd. Maar de straf zou Ventje toch niet kunnen ontlopen dus kwam hij schoorvoetend op de beul af. Na de straf geïn casseerd te hebben vroeg hij nu waaraan hij het verdiend had. Djitak noemde slechts twee woorden: "Komeet Halley." Toen ging hen een licht op. Ze zagen inderdaad Halley schitteren na de djitaks. Nootje voerde als hun verdediging aan: "Maar jij wist helemaal niks, na wat wij verteld hebben je weet tenmin ste iets. Als wij niks verteld hebben heb je een nul gekregen, nu heb je tenminste iets opgeschreven en een cijfer gekregen, ja toch?" "Ja,een drie en nog iets d'r bij." "Na zie je, iets d'r bij. Dus meer als een drie. Ja toch?" pro beerde Ventje hun gelijk te krijgen. "Wat dan d'r bij?" vroeg hij verder. "Baron von Münchausen hij schrijf onder mijn proefwerk!" "Ben je niet blij? Deze is een beroemde schrijver." "Wil je nog een djitak?" "Niet niet, al afgelopen. Maar jij wist toch niks, dus of wij jou belaserd hebben of niet je krijgt toch een onvoldoende. Nu hebben wij tenminste lol gehad. Ja toch?" Dat was zo logisch dat Djitak er genoegen mee nam. Na schooltijd liepen ze gedrieën op huis aan druk theoretise rend over het aas dat je gebruiken moest voor het vangen van lili's meervallen). G.E. REEDERS

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 43