De menagerie Oefening met het opladen. De geleider van het paard, hier Jan Nije, staat pal voor het paard en houdt de beide handen bij het mond stuk. Vier kanonniers (op deze foto slechts twee zichtbaar), Koning en Van der Laag, tillen het stuk op (de wieg) en lopen naar het paard toe. De kanonniers moeten ongeveer dezelfde lengte hebben. De draag stokken zijn hier duidelijk zichtbaar. de heuvelrug van de Goenoeng Bohong. Wij namen ook deel aan de poortwacht en galerij-wacht. Wel waren wij vrijge steld van kamerwacht. Dat was voor beroepsmilitairen. 's Morgens moesten de bedden model worden opgemaakt; er was een weke lijkse kleding- en geweerinspectie en om de andere week moesten we piepers jassen (aardappels schillen) in de keuken. De dagelijkse warme maaltijd bestond op woensdag uit bruine bonensoep met spek en op zaterdag uit snert met rog gebrood. Op alle andere dagen aten we meestal rijst met gebakken vlees of een bal gehakt en altijd sambel goreng kool. Voor de maaltijd werd door de wacht meester van de week om stilte voor het gebed verzocht. Op bal-gehakt-dag moest je wel op je qui vive zijn anders verdween tijdens het gebed je bal gehakt. Bij het bidden, één hand op de gehaktbal anders foetsie! Aan het einde van iedere maaltijd vroeg de wachtmeester of er reclame (d.i. klach ten) over het eten was. Doordeweeks kon je je vermaken in de kantine met kaarten. Meestal gingen wij de poort uit naar het Christelijke Mili taire Tehuis, gelegen bij de Protestantse kerk op de weg naar Pasar Antri. Wij moesten wel op tijd binnen zijn, voor tien uur 's avonds. Om die tijd gingen ook de lichten uit en om zes uur 's och tends werd reveil geblazen. Wij hadden twee hoornblazers: brigadier Hofstra, die niet vaak nuchter was, doch heel mooi en met improvisatie kon blazen en Peetoom. Als je diensttijd was afgelopen was er een militie-fuif in de sociëteit, vaak samen met afzwaaiers van andere dienstonderdelen. CH.J. JANSEN In 1934 kwam ik als een pas getrouwde vrouw van 20 jaar aan boord van de Sibajak in Tandjong Priok aan. Vol ver wachting klopte mijn hart. Wij werden verwelkomd door de administrateur van de plantage Tjiboengoer en kregen een smakelijke rijsttafel aangeboden in Hotel des Indes te Batavia. Tot ieders hilariteit wist ik niet goed wat ik met de satéstok jes moest doen. Na het diner werd koers gezet richting Soekaboemi en even later bereikten wij Tjiboengoer waar een fantastisch huis ons wachtte. Enkele dagen na aankomst werd mij een allerliefst Java-aapje aangeboden als wel komstgeschenk. Ik was meteen verkocht en deze monjet, die wij Jimmy hadden gedoopt heeft zes jaar ons leven gedeeld. In die zes Indische jaren zijn wij nog ver huisd naar de plantages Rongga en Pasir Datar, met de inmiddels zeer groot geworden menagerie. Niet alleen hadden wij Jimmy, maar ook herdershonden, de teckel Tommy, ezeltje Hans, kippen, konijnen, bèbèks entok, en alles verhuis de steeds mee. Bij het uitbreken van de oorlog werden we door een lieve vriendin in Bandoeng opgevangen. De directeur van de dieren tuin aldaar gaf mij toestemming om Jimmy en Hans daar onder te brengen; de oorlog zou immers maar enkele weken duren? Toen ik afscheid nam van de dieren, leek het of ze wisten dat we elkaar niet meer terug zouden zien. Hans was ondergebracht in een wei bij zijn soortgenoten, en liep zenuwachtig langs het hek hartverscheurend 'ia-ia' te roepen. Jimmy daarentegen uitte zijn teleurstelling in kwaadheid. Hij trok zijn wenkbrauwen op, liet zijn tanden zien en trok mijn tas met inhoud uit mijn handen met alle gevolgen van dien. Ik heb ze allebei nog een keer opgezocht; wel stel de het mij gerust dat ze het goed hadden op dat moment en mij herkenden. Nooit meer heb ik ze teruggezien. Ook de ver zorging van onze lieve herdershond Afra en teckel Tommy heb ik aan anderen over moeten laten. Tommy stal altijd de show. Zeker als wij kinderen te logeren hadden op de onderneming dan was Tommy in zijn sas. Hij speelde graag verstoppertje en als hij de kinderen vond was hij helemaal uitge laten. Iedere dag maakte ik een flinke wandeling met de dieren door de thee- en kinatuinen. Als Jimmy geen zin had om te lopen, klom hij op de rug van Hans en liet zich lekker rijden. Als ik 's nachts in bed de slaap niet kan vatten, gaan mijn gedachten steeds terug naar de goede oude tijd in Indië. Mijn dieren en andermans dieren wat is er met hen gebeurd?? E.C. VAN LEIJEN-BOISSEVAIN (voorheen Voorendonk) 37

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 37