en H£T zwn nei em uss. noove en venue Nootje en Ventje zaten op de bank in de tuin bij Nootje thuis, te bedenken hoe ze deze zomervakantie aan zakgeld moesten komen, het was malaise dus een vakantiebaantje was moeilijk te krijgen. Ideeën genoeg, maar wat ze van oom Ferrie hadden gehoord... Geld verdienen met jagen. Hij had omstandig ver teld over een 'viermansvracht' tjèlèng zwijn), die vlak in de buurt zou zitten. Volgens oom Ferrie had het zwijn wel eind- H.B.S. "Posteer ik hier, dan komt hij daar uit. Posteer ik daar dan komt hij hier uit of helemaal niet. En als ik een week later kom, zeggen ze daar in de dessa dat hij de nacht nadat ik er geweest ben de sinkong cassave) heeft geraust. Die tjèlèng is een echte solitair. Mijn kebon tuinjongen) die daar in de buurt zijn liefje heeft, vertelde me over dit beest en die kwam natuurlijk met het verhaal dat het een - orang tjindakoe - is. Je weet wel, zo'n man die in een zwijn kan veranderen, of wiens ziel bezit kan nemen van het lichaam van een zwijn." De volgende dag vertrok het tweetal welgemoed op de motorfiets met Ventje aan het stuur en Nootje in de zijspan met leeftocht op de bodem en de geweren rechtop tussen zijn benen. Ze waren op alles voorbereid. Ventje met z'n gladloop en Nootje met z'n buks. De gladloop is in dit geval een dub belloops zonder trekken en velden waarmee zowel kogels als lopers verschoten konden worden. Met loper wordt grof hagel bedoeld. Daar de dracht niet zo groot is, zou Ventje schieten als men gevaar liep anderen te treffen. Op de lange afstand en in een veilige richting, bijvoorbeeld naar het bos toe, zou Nootje hem met de buks te grazen nemen. Met buks wordt de getrokken loop bedoeld. Ze vonden het terrein zoals oom Ferrie het beschreven had. In de dessa was hun eerste vraag wie het dessahoofd was. Een oude man kwam naar hen toe en zei: "Ik ben geen dessahoofd, maar wel de oudste." De twee jongelui vertelden hem toen wat de bedoeling was en of hij er geen bezwaar tegen had. Dat had hij niet. Maar het leek wel alsof hij niet vrijuit durfde te spreken. Hij sloeg zijn ogen neer, keek toen verlegen om zich heen en zei: "Daar heb ik geen bezwaar tegen, en de meesten niet. Dus ga uw gang." Het bevreemdde Nootje dat hij zei - de meesten niet. De oude man vroeg toen één van de anderen de heren naar de bewuste plaatsen te brengen, ledereen was komen kijken en stond in een halve cirkel voor de jagers en achter de oude man. Eén hield zich wat afzijdig. Hij verschilde van de andere toeschouwers door zijn wat slordige kledij en onverzorgde haardos. Dit viel op doordat hij geen hoofddoek of ander hoofddeksel droeg. Ook in de tuinen liep hij mee met het groepje, maar wanneer men stilstond om de ravage te bekijken die het zwijn aangericht had, hurkte hij wat afzijdig neer. De jongelui zagen wel dat ze hier te maken hadden met een kolossaal beest. "Na Noot, dit wordt een volle dompet," merkte Ventje op na de sporen bekeken te hebben. "Waar zullen we gaan zitten?" vroeg hij toen. Nootje observeerde de omgeving en zei toen naar een paar bomen wijzend: "Ik denk dat we een planggron- gan platform) in een van die bomen moeten maken." De bomen stonden achter, maar ook bezijden de huizen en had den een volle bladerkruin zodat hun silhouet niet af zou steken tegen de hemel als ze er in zaten en kon men zonder risico schieten daar men hoog zat. Ook de richting was gunstig, namelijk van de dessa af richting bos. Zo gezegd, zo gedaan. Met wat bamboe, geleverd door de lokale bevolking, hadden ze in korte tijd toch nog een pracht van een zitplaats geconst rueerd. Na nog wat met de oude man gepraat te hebben, betrokken ze hun post daar de zon al laag stond. "Van nu af aan streng verboden te roken en jij schiet rechts en voor, als niet te ver, en ook links richting alang-alang daar naast de tui nen. Ik schiet alleen linksvoor en richting bosrand. Want pal links is gevaarlijk voor de buks, we weten niet wat daar is en rechts loopt het pad dat van de grote weg richting bos loopt. Dit zijn de consignes", stelde Nootje vast. "Alrijdstemde Ventje toe die rechts van hem zat. Het slopende wachten begon. Ze hadden een steuntje in de rug en een steuntje onder de voeten. Dat wat eerst zo comfortabel aanvoelde, liet zich later toch gelden als ordinaire bamboe, waar ze op zaten en een soort folterwerktuig waar ze tegen leunden. Ook de duikbommenwerpers, die men vergoelijkend muskieten noem de, lieten zich niet onbetuigd. Alles wat de revue passeerde van rase's tot binjawaks, civetkatten en varanen, maar geen afgestudeerde H.B.S.-er. De zon kwam op en onze vrienden rekten zich uit en namen een slok koude koffie. Er werd gerucht hoorbaar in de dessa. Het putten van water en het gerammel van potten en pannen. De geradbraakten klommen uit de boom, draaiden een siga retje en kuierden de dessa in op zoek naar de oudste. Ze ont moetten hem toen hij z'n huisje uit kwam. "Niets gezien pak", begroette Nootje hem. "Zo is het meestal meneer, als er jagers zijn, komt hij niet. Dat had ik u eerder kunnen vertellen, maar ja misschien heeft u geluk dacht ik." "Dat had ik ook al gehoord van die andere heren, het is een slim beest", moest Nootje bekennen. "U komt zeker niet meer terug?" "Jazeker wel", verzekerde Nootje. "We zullen hem te pakken krijgen. Na hun ronde langs de tuinen concludeerden ze dat de sporen die er waren vanuit de dessa leken te komen. "Wat denk je hiervan?" vroeg Nootje z'n vriend. "Dit is het grootste mysterie dat ik ooit heb gezien", antwoordde Ventje. Onze vrienden beklommen weer hun hooggelegen fauteuils en de lange nachtwake herhaalde zich zoals die eerste keer. De volgende morgen liepen ze nogmaals om de tuinen om te zien of hij werkelijk niet geweest was en vooral langs de bos rand daar dit deel moeilijk te zien was voor hen door de vrij hoog staande sinkong. Daar ontmoetten ze de oude man die in een greppel bezig was. "Goedemorgen pak groetten ze. "Weer niets", zei Nootje spijtig. "Het is net of hij het weet als er op hem geloerd wordt." De man rukte een bosje gras los en wreef er z'n patjol (=hak) mee schoon terwijl hij met neergeslagen ogen wat verlegen glimlachend opmerkte: "Misschien weet hij dat ook meneer. "Dan moet hij ons overdag gezien hebben, maar waar vandaan dan? En als het donker is zitten wij al in de boom en naar mijn mening goed verstoptwas Nootje s commentaar. En toch denk ik dat hij u gezien heeft. Als ik u was zou ik een andere keer met de motorfiets doorrijden tot u het bos bijna voorbij 42

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 42