a 4 y bent en dan door het bos naar deze tui nen lopen maar wel zo dat niemand u ziet." De twee keken elkaar aan en Ventje vroeg de oude man: "Mogen de mensen ons ook niet zien pak?" Terwijl hij door ging met het reinigen van zijn patjol antwoordde hij nog steeds met neergeslagen ogen en een glimlachje: "Het is beter van niet meneer. En als ik u nog een raad mag geven, moet u als u uit het bos komt naar het oosten lopen en van die kant de tuinen ingaan maar niet te dicht bij de huizen komen. En dan moet u niet in de boom klimmen maar gewoon tussen de sinkong gaan zitten, want als u in de boom klimt ziet hij u misschien. En u moet een paar dagen wachten." "Wat is dit voor zwijn?" vroeg Ventje zich hardop af. "Dit is betoel een afgestudeerd zwijn, of hij wordt gewaar schuwd door een van de mensen", gaf Nootje grinnikend commentaar." Of een zwijnmens of menszwijn die ons overdag bezig ziet en dan 's avonds gewoon mens blijft", veronderstelde Ventje grinnikend. ill.: Tom Reeders Ze namen de raad van de oude man ter harte en na een paar dagen, na eerst wat geld los gekregen te hebben van beide ouders, liepen ze, laat in de middag, door het bos terug naar de tuinen. Uit het bos komend kropen ze onder dekking van de sinkong naar het oosten, richting alang-alang veld, en zo de tuin in. Rug aan rug zaten ze op de grond en zonder te spre ken ofte roken te wachten op de dingen die komen zouden. Na enkele uren en tijdens een beginnende kramp in de benen en een ondraaglijke trek in een sigaret, stootte Nootje met de elleboog zijn maat in de zij en wees naar het westen van het veld. Ventje spitste nu ook de oren, want je kon nu alleen op het geluid vaststellen waar hun zakgeld zich kon bevinden van wege de begroeiing. Nu hoorden ze het beiden heel duidelijk. Snuiven en graven, dan smakken. Het kon niet missen, dit moest hem zijn. Nootje stootte Ventje wederom aan en wees met de vinger naar boven wat zoveel wou zeggen als "Ik sta op." Langzaam kwam hij overeind en Ventje volgde zijn voorbeeld. Gespannen keken ze in de richting waar vandaan het geluid kwam. En inderdaad zagen ze een meter of dertig van hen af de sinkongplanten bewegen en zo nu en dan een neer gaan. Nootje beduidde met gebaren dat hij een omtrekkende bewe ging wou maken en uit de richting van de dessa de tuin weer in zou gaan terwijl Ventje door de tuin naar het westen moest lopen. Dit lukte vrij makkelijk daar er paadjes tussen de planten waren aangelegd. De bedoeling van Nootje was om met de buks richting bos te schieten als hij de gelegenheid had en Ventje moest het beest de pas afsnijden als hij naar de alang- alang zou proberen te vluchten. Deze wachtte geruime tijd om Nootje de gelegenheid te geven uit de tuin te komen en zijn positie in te nemen aan de achterkant van de huizen. Over de sinkong heen kijkend zou hij Nootje kunnen zien, als deze rechtop zou lopen en eventueel voor hem langs schieten. De confrontatie tussen Nootje en het zakgeld kwam onver wachts. Hij hield zich al een poosje stil als rook hij onraad. De wind was echter gunstig, als er al sprake was van wind, hij moest dus wat gehoord hebben. Nootje durfde nauwelijks een voet te verzetten. En toen plotseling met veel geraas en als een sneltrein zag hij hem op zich afstormen tussen twee rijen sinkong. Dit was onbegrijpelijk. Normaal zou zo'n beest rich ting bos vluchten of alang-alang en niet richting dessa. Tijd om het geweer te schouderen had hij niet. Op goed geluk schoot hij. De kogel schampte de linker kant van de kop en drong toen bij de schouder het lichaam binnen. Door de klap veranderde het beest van koers en kwam nu op Ventje aan lopen. Dat zag Nootje en retireerde om hem een vrij schootsveld te geven. Hij riep dan ook: "Ventje,hij komt naar jou! Blazen!" Ventje zag over de toppen van de plan ten kijkend, aan de bewegingen van die planten dat het beest zijn richting op kwam, als een torpedo die je zelf niet ziet maar wel zijn bellebaan. Ook zag hij dat hij een vrij schootsveld had. Hij bukte zich om beter zicht te hebben daar de begroeiing aan de onderkant van de stammetjes niet zo dicht was. Ook Ventje had geen tijd om zijn geweer te schouderen. Hij hield het horizontaal op een halve meter boven de grond en loste een schot die het beest vol in de snuit trof. De wereld leek onwezenlijk stil na al dat tumult. Na een wijle klonk Nootje's stem vragend: "Ih Ventje, en hoe? Okee?" Geen antwoord. "liih Ventje, alles okee!?" Nootje vreesde het ergste en liep op een drafje in de richting van zijn maat. Toen hij de afstand hal verwege afgelegd had kreeg hij antwoord. "Ja ja, okee. Even bijkomen!" Ter plaatse aangekomen zag hij Ventje in kleermakerszit op de grond terwijl hij een shagje aan het draaien was, weliswaar met bevende vingers, met een meter of twee voor hem uitge strekt een knaap van een zwijn. "Waarom heb je hem gemist?" was Ventje's eerste vraag aan Nootje, veronderstellend dat hij gemist had daar het zakgeld op hem af kwam na het schot. "Gemist? Roepamoe gemist, had je gedacht, ik heb hem naar jou toe gestuurd", grapte Nootje daar het hem niet gelukt was het beest op de plaats rust te zetten. Een niet direct dodelijk schot. Er werden stemmen gehoord op het pad. De bewoners kwa men kijken wat het resultaat was van die kanonnade. De oude man liep op de jongelui toe en na het beest bekeken te heb ben merkte hij op met iets van triomf in zijn stem: "Zijn ver diende loon meneer, die zal ons geen last meer bezorgen." Een paar dagen later sprak de oude heer Brijder de jongelui. "Jelui hebben het beest te pakken ja. Ik hoorde het van mijn kebon. Is jelui ook opgevallen dat er een vreemde man in die dessa was? Zo'n onverzorgde kerel,ik dacht in het begin dat hij niet normaal was." De jongelui beaamden dat. "Hij komt daar weieens in die dessa en dan mag hij in een oud huisje slapen. Blijft er een poosje en is dan plotseling weer verdwenen. Die morgen nadat jelui dat zwijn geschoten hebben heeft men hem gevonden in dat huisje." "Ja meneer, en dan wat?" "Dood." G.E. REEDERS 43

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 43