EEN INDISCHE FAMILIE IN ZWEDEN
(zoals Agneta's moeder het vertelt)
Een roman berust natuurlijk op eigen
ervaringen en feiten, maar de auteur
neemt de vrijheid uit die gegevens haar
eigen keuze te doen, ze te vervormen en
te verschuiven in ruimte en tijd en ze
dienstbaar te maken aan haar creatieve
visie. Ook het boek van mijn dochter,
Agneta Pleijel, "Wie steeds op de wind
let", is zo'n roman en kan dus niet gele
zen worden als biografie. De overlevering
vertelt: op een dag in het jaar 1858 kwam
een Hollandse soldaat uit Friesland, die
in een kazerne (Sulung) in Surabaya
diende als korporaal, met een baby op de
arm aan de deur van...Ja, van wat? Een
klooster? Een weeshuis? Een inrichting
voor verlaten Indo- kinderen? Hij had het
"onwettig" kind als het zijne erkend en
wenste het christelijk gedoopt te zien
onder de naam Christien. Daarna ver
dween hij. Voor altijd.
Als Christien Fennema, Nederlands
staatsburgeres, stond het meisje officieel
geregistreerd. Door archiefonderzoek,
heel veel later, kwam ik te weten dat
vader Dirk Fennema van Surabaya naar
Borneo was overgeplaatst, waar hij in de
zg. "Borneo- oorlog" (Banjermasin), 1859-
1862, zijn plicht deed als sergeant. Voor
zijn gedrag in die oorlog werd hij beloond
met de Militaire Willemsorde. Hij over
leed,35 jaar oud, te Muntok op het eiland
Banka in 1863. Mijn oma Christien heeft
nooit meer iets van haar vader gehoord.
Ook over haar moeder is zij nooit iets te
weten gekomen. Wij weten niet eens
zeker of zij een Madurese was.
Christien kreeg Hollands lager onderwijs
en werd als vijftien- of zestienjarige in
een betrekking als "kindermeisje" bij een
Hollandse familie geplaatst. Zij trouwde
omtrent haar twintigste met Leon van de
Velde, een totok, geen Indo, uit een arm
textielarbeidersmilieu in Amsterdam.
Leon, die weinig school had gehad, werk
te zich op tot een bekwaam en met de
jaren "welgesteld" zakenman, eigenaar
van diverse panden in Surabaya, oprich
ter en eigenaar van de toen heel bekende
wagenverhuurderij "Van de Velde" op de
Simpangstraat. Toen ik in 1978 Surabaya
bezocht stond het grote woonhuis er nog,
evenals mijn school, schuin daartegen
over, de Simpangse Meisjesschool, met
dezelfde oude waringin waarover ik in
een van mijn kinderboeken heb verteld.
Na de dood van Leon in 1901 bestuurde
zijn weduwe Christien, later bijgestaan
door haar zoons, de wagenverhuurderij
en de andere zaken. Zij was - heel
anders dan Agneta haar beschrijft - een
daadkrachtige en praktische vrouw. Mijn
vader, Allan Berg, noemde haar een intel
ligente en "pittige" oude dame. Wel speet
het hem, die zelf artiest in hart en nieren
was, dat zijn geen begrip of gevoel had
voor kunst. Behalve het woonhuis op
Simpang bezat Oma ook een "vacantie-
huis" in Lawang, waar wij bijna elk week
end logeerden. In de eerste twaalf jaren
van mijn leven heb ik mijn Oma Christien
bijna dagelijks gezien.
Als kind wist ik niets van Oma's afkomst.
Intuïtief begreep ik dat het onderwerp
Door: SONJA BERG PLEIJEL
taboe was. Later heb ik ook begrepen dat
mijn moeder, Lien van de Velde, fel tegen
het kolonialisme en haar status van Indo
was. Zij was een teruggetrokken meisje
dat leed onder haar 'getinte' huid, haar
zuster Anna was blank. Geen rassenpro
bleem in het "verlichte" Nederlands-
Indië? Mijn moeder heeft zich in Indië
nooit gelukkig gevoeld. Later, in Zweden,
des te meer, zoals aan haar gezicht wel
te zien is op een foto die in 1959 is
gemaakt.
Een broer van mijn moeder, Lucien, stu
deerde in Holland voor apotheker en
werd later eigenaar van de bekende apo
theek "De Vriendschap" op Simpang. In
1978 stond ook dit gebouw er nog.
Lucien is overleden in een Jappenkamp.
Mijn jongste oom, Leonard, woonde toen
al met zijn vrouw Leida in Holland. Ze
kwamen ons vaak opzoeken op mijn
vaders landgoed aan het Malarmeer. Er
werd dan Indisch gegeten, Indisch
gesproken en veel over Indië gepraat. De
Zweedse tjoetjoek's waren verrukt als
grootvader Allan en oudoom Leonard
over tijger- en tjèlèngjachten vertelden.
Zo heeft Agneta bij stukjes en beetjes wat
Hollands en Maleis geleerd.
Mijn vader, "Abel" in het boek, was dus
een Zweed. Hij was de zoon van de
kunstschilder Albert Berg, de dove, en de
kleinzoon van de musicus Isak Berg, pro
fessor bij de Zweedse Opera in
Stockholm en de eerste leraar van de
later wereldberoemde zangeres Jenny
Lind. Waarom nu mijn vader naar Indië
ging? Hij was immers verloofd met een
meisje van de tekenacademie? Han skul-
le ju bli malare..,0 pardon, het Zweeds
gaat mij zo langzamerhand makkelijker af
dan mijn moedertaal. Hij zou immers
schilder worden, wilde ik zeggen. Hij liet
zich overhalen door zijn oudere broer
Alfred ("Oskar"). En waarom was
Alfred...? Zo kunnen we blijven vragen,
ja? Misschien had hij gedacht één of
twee jaar te blijven en dan te trouwen en
carrière te maken? Het werden bijna der
tig lange jaren, waarin hij het ene avon
tuur na het andere beleefde. Hij zocht
goud in de rivier Kapuas boven
Putussibau. Hij werd koffieplanter op de
zuidelijke helling van de Semeru, boven
Turèn in het Malangse. Tenslotte volgde
hij zijn broer op als hoofd van de make
laarsfirma "Alfred en Allan Berg" in de
Surabayase Benedenstad. Hij nam ook
het ambt van Zweedse consul van hem
over toen Alfred in 1912 terug naar
De ouders van Sonja Berg Pleyel, Allan en Lien Berg- van de Velde, in 1959.
10