BEWERKT DOOR: RAYMOND ABRAHAMS Tulung, tulungü Een van de brieven die ik van lezers mocht ontvangen, gaat over het soort fenomeen dat een ieder van ons zal, of is overko men. Hieronder begint het verhaal van de heer M.M.J. van Balgooy. Voetstappen in een andere wereld? Onder deze titel verscheen in Moesson jaren geleden een serie artikelen over bovennatuurlijke verschijnselen. Het onderstaan de verhaal past misschien het beste in die reeks. Toch heb ik lang geaarzeld of ik het wel voor de lezers van Moesson zou opschrijven, omdat ik nog steeds geen bevredigende verklaring heb voor de gebeurtenis. Wellicht kan het lezers opwekken soortgelijke ervaringen op schrift te stellen. Buru, het op twee na grootste eiland van de Molukken, is weinig in trek bij toeristen en geniet daardoor weinig bekendheid. Misschien kent u 'Het laatste huis van de wereld' van Beb Vuyk, dat zich op Buru afspeelt. In dit boek wordt melding gemaakt van het stoken van Kayu putih olie. Dit produkt, dat wordt gewonnen uit het blad van Melaleuca Cajuputi, is nog steeds het belangrijkste exportartikel van het eiland. Verder is het eiland in het nieuws geweest als verbanningsoord voor politieke gevangenen, na de mislukte couppoging in 1965. Het hiernavolgende verhaal speelt zich afin 1984, toen een Indonesisch- Nederlands team van biologen het eiland bezocht. Na een maand keerde een deel van het team terug. Drie leden, t.w. drs. J.P. Mogea (inmiddels gepromoveerd en hoofd van het Herbarium Bogoriense), dr. H.P. Nooteboom en ik (beiden van het Rijksherbarium, Leiden) zetten de exploratie voort in het noordwestelijke deel van het eiland. Vanuit ons hoofdkwartier, een houtkapperskamp nabij Waelanga, was het nog een dag varen naar het afgelegen dorpje Bara. Het verzamelen van botanisch materiaal in het kalksteenge bergte boven Bara verliep voorspoedig, ondanks de zware regenval en het moeilijk begaanbare terrein. Na drie weken waren we weer terug in Bara met een grote vracht op spiritus geconserveerd plantenmateriaal en een hoe veelheid levende planten. Opnieuw per boot keerden we terug naar Waelanga, waar we tegen middernacht doodmoe aankwamen. We gingen meteen naar bed. Omstreeks drie uur in de ochtend schrok ik wakker van een angstkreet. Het kwam van zee (het houthakkerskamp bevond zich vlak bij de kust). Ik vloog overeind, ook Mogea was wakker geworden, alleen Nooteboom sliep rustig verder. Daar was het weer en nu heel dichtbij en onmiskenbaar uit de richting van de Houtkapperkamp bij Waekosi Noord Buru. December 1984.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 16