ooo
centrales. In Nederland zelf is daar geen
ruimte voor, het bos zal daarom ergens in
Zuid- Amerika worden aangeplant.
De minister van milieuzaken ging in zijn
gedrevenheid enige tijd geleden zover,
dat hij voor het volk een collectief gebruik
van de wasmachine voorstelde. Een
voorstel dat afgezien van haar praktische
haalbaarheid, door velen niet serieus
werd genomen, hoewel het systeem
allang in studenten- en bejaardenflats
wordt toegepast.
Ruim een week nadat het WNF het broei
kasrapport presenteerde, is ook een
nieuw convenant van kracht geworden.
Het gaat om afspraken tussen de
Nederlandse houthandel, de Nederlandse
staat, organisaties die zoals het WNF de
natuur willen beschermen en de vakbon
den in de hout- en bouwsector.
Tweehonderdveertig ondernemingen in
deze sector zullen binnen drie jaar geen
tropisch hout meer verwerken of verhan
delen dat ontbossing tot gevolg heeft. De
afspraak legt partijen op toe te zien dat
alleen hout wordt verwerkt, afkomstig uit
landen (veelal ontwikkelingslanden) waar
de regering er voor zorgt dat het kappen
van bossen met mate gebeurt.
Tevens zou dat gecombineerd moeten
worden met herbeplanting: het zogeheten
"duurzaam beheer". De consument moet
dit duurzaam geproduceerd hout kunnen
herkennen aan een aangebracht keur
merk. De houthandel moet er voor zorgen
dat alle voorraden niet- duurzaam gepro
duceerd hout eind 1995 weg zijn. Daarna
kan men zelfs een boete krijgen als men
nog een dergelijke voorraad bezit.
Wederom een bewijs hoe gemotiveerd
men is en hoe serieus de milieuproble
matiek in Nederland wordt opgevat. Een
harde maatregel ook, die evenwel minder
in eigen vlees kan snijden dan in die van
de producenten, veelal ontwikkelingslan
den. Zijn de laatsten wel voldoende
betrokken geweest bij de uitwerking van
een dergelijke maatregel? Zou het niet,
vanuit het oogpunt van een toekomstig
internationaal milieubeheer, praktisch zijn
als er een dialoog vooraf zou gaan tus
sen producent en afnemer. Eenzijdig
opgelegde dictaten zouden juist een
tegengesteld effect kunnen hebben, aan
gezien zij het producerend land met de
problemen alleen laten staan, wat het
behoud van het bos op aarde niet ten
goede komt.
Te verwachten valt, dat de meeste ont
wikkelingslanden geen voldoende verbe
tering zullen kunnen realiseren zonder
technische en financiële bijstand van de
meer welvarende geïndustrialiseerde lan
den. Het zijn juist deze welvarende lan
den waar het meeste tropische hout als
was het door "rajaps" (termieten) opge
vreten wordt, terwijl men in de produce
rende landen als onderbetaalde werkmie-
ren fungeert. Wordt wel voldoende beseft
dat men bijvoorbeeld in Nederland voor
een inheemse vurenhouten plank meer
betaalt, omdat bij de prijs zit inbegrepen
dat bij het kappen van de boom weer een
nieuwe boom moet worden geplant? Hoe
zit dat met het tropische hardhout, en is
lange tijd niet geprofiteerd van een laag
gehouden kostprijs? In Nederland is men
wellicht te voorbarig trots op dit nieuwe
convenant. Dat zou men pas mogen zijn
als de situatie in de producerende landen
daardoor ook werkelijk zou verbeteren.
Een verhoogde kostprijs, alsmede techni
sche- en financiële hulp zouden er wel
licht voor kunnen zorgen dat een beter
controlerend en regulerend bosbeheer
kan worden opgezet, zodat het probleem
ook structureel beter bestreden kan wor
den.
Indonesië legt de hoogste prioriteit bij de
economische ontwikkeling op basis van
een langdurige achterstandssituatie,
waardoor het uitermate kwetsbaar is. Ook
daar worden soms harde maatregelen
genomen, die echter in eigen vlees drei
gen te snijden. Zo worden natuurlijke
hulpbronnen dikwijls op grote schaal door
en in samenwerking met buitenlandse
concerns geëxploiteerd en niet altijd met
garanties voor een "duurzaam beheer".
Afhankelijk van kapitaal en kennis van
buitenlandse investeerders, is men niet in
staat een vuist te maken.
Een uitkomst voor dergelijke landen kan
mogelijk liggen in het regionaal of mondi
aal samenwerken met andere leveran
ciers van grondstoffen in de derde
wereld. Daarvoor zal men eerst de onder
linge concurrentiepositie moeten regule
ren, om net als de Europese
Gemeenschap een blok te kunnen vor
men.
Indonesië mag dan slechts 1,3 procent
van de landoppervlakte van onze aardbol
in beslag nemen, wat betreft de soorten
rijkdom en de variatie aan organismen
die er van nature voorkomen, is het een
van de allerrijkste gebieden. Men treft er
meer dan 500 zoogdiersoorten aan, 1500
vogelsoorten, 7000 vissoorten, 1000
soorten reptielen en amfibieën, tiendui
zenden ongewervelde organismen en
meer dan 20.000 plantensoorten, waar
onder meer dan 10.000 boomsoorten.
Ondanks dit belang op wereldniveau,
speelt het enorme inwonersaantal het
land parten en volgt Indonesië Brazilië op
als het om de schaal gaat waarop de
bossen worden omgevormd in landbouw
grond en anders agrarisch gerichte
bestemmingen. Gelukkig komen er thans
nog uitgestrekte regenwouden voor en
wie hoopt niet dat de Gordel van
Smaragd hoe dan ook, voor altijd behou
den mag blijven
Ondanks vele nog niet opgeloste ontwik
kelingsproblemen, heeft Indonesië reeds
grote successen geboekt. Ook op milieu
gebied zijn successen geboekt die vanuit
wetenschappelijke optiek opmerkelijk
genoemd mogen worden. Door de "groe
ne revolutie" is Indonesië van rijstimpor-
teur eerst zelfvoorzienend geworden, en
tenslotte zelfs rijstexporteur geworden.
Om dit te kunnen bereiken werd gebruik
gemaakt van hoogwaardige rijstrassen,
kunstmest en chemische bestrijdingsmid
delen. Het neveneffect hiervan is evenwel
toch een ingreep in het natuurlijk even
wicht van flora en fauna. Om de in de
rijstbouw zo gevreesde "wereng" te
bestrijden is veelvuldig gebruik gemaakt
van pesticiden. De wereng, een cicade-
soort die uit de padi- stengels de voe
dingsstoffen zuigt, werd op den duur ech
ter resistent en rampzalige misoogsten
dreigden. Toen verbood de Indonesische
overheid in 1986 het gebruik van 57 soor
ten pesticiden en introduceerde het mede
door Nederland ondersteunde FAO- pro
ject voor geïntegreerde gewasbescher
ming. Dit is een methode van plaag- en
ziektebestrijding die het overmatig
gebruik van chemische bestrijdingsmid
delen tegengaat. Om de wereng te
bestrijden werd nu gebruik gemaakt van
zijn natuurlijke vijanden in het veld.
Vooral de wolfspin is dat bij uitstek, aan
gezien deze formidabele achtpoot in staat
is enkele tientallen werengs per dag te
verorberen. Het resultaat was een flinke
kostenbesparing op bestrijdingsmiddelen,
wat ook het milieu ten goede kwam en
een verrassende stijging van de rijstpro-
ductie in de projectgebieden. Indonesië
werd toen het eerste ontwikkelingsland
dat de geïntegreerde gewasbescherming
officieel in zijn landbouwbeleid opnam.
33