dfëuitznljzzittinqzn
door mzvxouuj !2\ dz c^daadt-dPxancjs
dzzt 5
In Moesson van november 1993
plaatsten wij een oproepje aan de
lezers om een bezoekje te bren
gen aan deze buitengewone ver
telster, Mw. de Raadt- Prange.
Hierop ontving zij vele brieven
voor haar verjaardag en beloftes
voor een bezoekje.
Dit heeft haar, in wat later zou blij
ken haar laatste dagen te zijn, ont
zettend veel goed gedaan. Zij ver
zocht ons nog hiervoor dit bedank
je te plaatsen:
"Hartelijk dank lieve (oude) vrien
den voor jullie brieven. Wat een
verrassing! Helaas kan ik zelf niet
schrijven. Ik wens jullie veel goeds
toe voor 1994.
Dien de Raadt- Prange
Daags hierna bereikte ons het
droevig bericht van haar overlij
den. Wij wensen haar naasten
veel sterkte toe en hopen dat de
nog komende afleveringen van "de
Buitenbezittingen" met plezier en
in dankbare herinnering aan deze
goede vriendin van velen, zullen
worden gelezen.
De redactie
De eerste vendutie, die ik meemaakte,
was van de collega in ons aanstaand
huis. We hadden ondershands al de lek
steen voor 't water overgenomen, en nu
bood Oom 's avonds op het lange buffet
en een kookkachel, een Haller met 3
kookplaten en een oventje en de petro-
leumtank onderin.
Het bieden was gauw afgelopen, het huis
was een kleine B.O.W.- woning
(Burgerlijke Openbare Werken). Behalve
voor wegen en waterbouw zorgde de
B.O.W. voor de ambtenarenwoningen en
Scholen en Hospitaal.
Alles was in één kleur geverfd: loodgrijs.
Het was wel even wennen, maar toen
het schoongemaakt was en de vloeren
blonken van de residu- olie, stonden
onze meubels er aardig in. En dan onze
huwelijkscadeaux! Alle Leerdam- vazen,
- kommen en - muurborden verdeelden
we over de kamers, en gelukkig had ik
ook wat schilderijtjes meegenomen (uit
de Hema, 7,50).
De drie eerste huizen van de klerken
waren kleiner - ons huis was een vier
kant blok: voorgalerij, achtergalerij en
drie slaapkamers - een lange overloop
naar de keuken en bediendekamers, en
een W.C. met klapbril en een trekker.
Maar daar er niets te trekken viel, omdat
er geen waterleiding was, stond er een
emmer met een pannetje. Maar de
B.O.W. vond het zeker handig voor het
geval Pontianak een waterleiding zou
krijgen.
Och, je eerste huis - wat een glorie!
Naderhand wist ik het wel, het buffet
moet op de enige lange muurzijde, eten-
stafel en stoelen midden in, als er ten
minste een lamp boven tafel hing.
De kebon van Moes zond een echtpaar.
Hij loenste vals, zij was aardig, maar
stonk. Wel stonden er regentonnen om
het huis en de galerij, maar we zaten op
de evenaar en we hadden geen vaste
moessons. Als er dan ook 's nachts
regen viel, vlogen we het bed uit, om de
regenpijp steeds zo te verzetten dat elke
ton een beurt kreeg.
Chris had lange diensten, dus ik richtte
het huisje in. Een toilettafel werd
gemaakt van twee kisten met mousseline
erom heen en een spiegel erboven.
Ik voelde me trots als huisvrouw, hield de
sleutels bij me en gaf elke dag de goed-
ang uit. Het was vlak na de Eerste
Wereldoorlog en we verdienden nog
geen 300,- en een zak rijst was duur. Ik
gaf dus de bedienden ook hun aandeel,
likte met een lepel boter uit het blik, dat
niet koud was, dus boterolie, en ik sloot
zorgvuldig het hangslot.
Ik had een Phaff naaimachine uit Holland
meegenomen en naaide kinderkleertjes
in de lege logeerkamer.
Voor het einde van de maand was de
rijstzak leeg en het meel en de boter op.
Wist ik veel! De djongos bleek een
duplicaat sleutel van alle hangsloten te
hebben. Maar dat drong pas later tot me
door.
Eens in de week ging Chris naar de
Kegelclub in de Soos en sloot het hele
huis. O, wat was ik bang! Zo tegen elf
uur gluurde ik door de houten jalouzieën
naar de bediendenkamers. Daar brandde
laat licht, de djongos had ook club-dob
belen!
Eigenaardig was, dat als de hele troep
om half twaalf naar buiten kwam, ze
petroleumlampen in de hand hadden en
de mannen met dunne stokken over het
grint slierden.
De weg waaraan we woonden was opge
hoogd, onze tuin ook, maar achter de
huizen was een soort moeras. En aan de
achterkant van het huis was de bedien-
den-W.C. Daar klonk het weer, siert,
siert, over het grint. En toen zag ik, waar
om ze het deden. Brilslangen hieven hun
koppen op en schoten weg! En in een
flits zag ik de goochelaar in Port Said
met zijn slangenmand.
"O, moeder! Waar was ik nu?" en ik huil
de veel en hard. Chris was kwaad en
informeerde op kantoor bij de klerken of
er brilslangen waren. Ja, een heleboel,
maar het waren geen giftige cobra's, nog
nooit was iemand aan een beet gestor
ven, je kreeg wel bulten! En weer
stroomden de tranen! "Weet je wat
Toean moest doen?", zei de buurman.
"Neem een aap, die houden de slangen
weg". En zo kreeg ik een paal met een
hokje in de tuin, en Kees, een kleine
Lampong-aap. Het hielp niet tegen de
slangen, maar het was een leuk dier. Tot
hij op een dag losbrak en op het borden-
rek voor de keuken sprong! Daar kletter
den de schalen van het dure servies van
oud-oom Cor en de Kokkie liep gillend
met een bordendoek rond en een
sapoelidi, tot de aap in mijn armen vloog
en gevangen kon worden.
Stralend zei Kokkie, "Wat een geluk, hè,
njonja Moeda, dat ik net de lampetkan
nen en waskommen naar binnen heb
gebracht!" Ja, een klein geluk bij een
ongeluk!
Het rustig thuis zijn was al gauw voorbij -
ik kreeg een aanstelling aan de Lagere
Europese school. Prettig - ik had twee
jaar praktijk achter de rug in Leiden en
vond lesgeven een avontuur. Er zou een
onderwijzer komen, maar voor 4 tot 5
maanden zou ik invallen.
Het Hoofd was een nerveuze oudere
man, aan wie ik niet veel hulp had.
36