WAAR DE KALI MAS STROOMT GAAT HET GOED De economische ontwikkeling van Oost-Java deel 1 Wie Indonesië meer dan twintig jaar niet heeft bezocht kent het met moeite terug. Waar vroeger de pasar was staan nu hoge kantoorgebouwen. Waar vroeger sawa's waren is nu een industrieterrein. De voorspoedige gang van de economie is de motor geweest van de ingrijpende veranderingen in de jaren tachtig en negentig. Dit artikel belicht enkele aspec ten van de economische ontwikkeling van Oost-Java. Deel I bespreekt de algemene ontwikkeling van de economie. In deel II wordt ingegaan op de invloed van deze veranderingen op het leven van de man of de vrouw die je op de pasar of in de bus ontmoet. H. Zomer Koersverandering Tot het midden van de jaren tachtig was Indonesië sterk afhankelijk van de inkom sten uit de export van olie, gas, tropisch hout, rotan en plantageprodukten zoals rubber, koffie en palmolie. Doordat ruim 80 procent van de export uit olie en gas bestond, was Indonesië economisch kwetsbaar. Als de prijs van olie en gas op de wereldmarkt inzakte, vloeide er minder geld de schatkist in, waardoor ontwikke lingsprojecten niet uitgevoerd konden worden. Er speelde nog een ouder pro bleem. Nadat Indonesië onafhankelijk was geworden, wilde de regering Indonesische ondernemers steunen. Daartoe werden talrijke maatregelen genomen om bedrijven tegen scherpe buitenlandse concurrentie te bescher men. Maar dat had in de loop der jaren geleid tot een bureaucratische wirwar van vergunningen en regels. Op den duur werd nog nauwelijks een beroep gedaan op initiatieven van het particuliere bedrijfsleven. Indonesische ondernemers keken zelden over de grenzen. Hun aan dacht was sterk op de binnenlandse markt gericht. Op die beschermde markt was de overheid de grootste klant. De opbouw van het land die in de jaren zestig op gang kwam moest een extra dimensie krijgen. Het kabinet begon in 1983 met een omvangrijke deregulering om een einde te maken aan de administratieve romp slomp. Reeds in het begin van de jaren tachtig had de regering besloten om het economisch beleid drastisch te wijzigen. Industrialisatie en vergroting van de export met andere produkten dan olie en gas moesten het draagvlak van de eco nomie verbreden. Deze koersveranderin gen wekten weldra de belangstelling van ondernemers uit het buitenland. Aangetrokken door het stoutmoedige beleid, de lage lonen en de zonnige eco nomische vooruitzichten, gingen ze op zakenreis naar de Gordel van Smaragd. Hun komst had gunstige gevolgen. De laatste 25 jaar - tussen 1967 en 1990- keurde de regering bijna 1.600 investerin gen van buitenlandse ondernemingen goed. Daarmee was een bedrag gemoeid van bijna 38 miljard dollar. Ambitie De uitvoer van industriële produkten, zoals ondermeer gezaagd hout, palmolie, textiel, cement, elektrische apparaten en glas schoot als een raket omhoog. In 1988 met bijna 50 procent ten opzichte van 1987. De produktie van industriële goederen is de afgelopen vijfjaar verdub beld. In 1992 steeg de produktie van de industrie met tien procent. De export van industriële produkten nam met bijna 30 procent toe. De helft van de Indonesische beroepsbevolking werkt in de landbouw. Maar de landbouw draagt nog maar twintig procent bij aan de natio nale produktie. Niet omdat de boeren het slechter doen, maar omdat de industrie zich zo krachtig ontplooit. Nu bestaat nog maar 30 procent van de export uit olie en gas. Dat was 80 procent. Met ruim 180 miljoen consumenten is Indonesië de vierde markt ter wereld. Op die markt zal de vraag naar produkten toenemen door industrialisatie, verstede lijking en de opkomst van een midden stand met een luxere levensstijl. Maar ook door de opmars van dienstverlenen de instellingen zoals banken en advies bureaus. En door overheden die opdracht geven om wegen, havens en vliegvelden aan te leggen en investeren in onderwijs, telecommunicatie en energievoorziening. De Indonesiërs koesteren een ambitie. Zij willen dat hun land tegen het jaar 2025 een snelle industriële groeier zal zijn net zoals nu Taiwan, Zuid-Korea, Hongkong en Singapore. Een reëele ambitie. Economen houden er nu al ern stig rekening mee dat Zuidoost-Azië in de 21e eeuw ongeveer de helft van de wereldproduktie zal leveren. De economi sche groei in die regio zal dan gemiddeld zes procent per jaar bedragen, terwijl de westerse industrielanden dan amper twee procent halen. Economische groeikernen in Indonesië zijn ondermeer Jakarta met naaste omge ving, het eiland Batam (twintig kilometer van Singapore), Medan, Semarang, Ujung Pandang (het oude Makassar, dat vroeger ook een belangrijk handels centrum was en de Sleutel tot de Molukken werd genoemd), en het indus trie- en havengebied rond Surabaya. Door de voorspoedige economische gang van zaken in die gebieden staan de besturen van de provincies en de steden daar voor een extra taak: het verhogen van de kwaliteit van hun ambtelijke orga nisatie. Hoe sneller die taak wordt uitge voerd, des te eerder kunnen zij de ontwikkelingen in de gewenste banen lei den. Want het gaat niet alleen om econo mische groei, maar ook om meer werkge legenheid, vooral voor schoolverlaters, en een schoner leefmilieu. Dat doel is, om verschillende redenen overigens, even vitaal voor het dunbevolkte Kalimantan (het behoud van de regenwouden) als voor het nogal dichtbevolkte Java (het bestrijden van de milieuvervuiling). Huishoudboekje Ruim een zesde van de Indonesische bevolking, ruim 32 miljoen mensen, woont in de provincie Oost-Java. De eco nomische groei van deze provincie ligt met 6,1 procent boven het landelijke gemiddelde dat 5,7 procent bedraagt. De hoofdstad van Oost-Java, Surabaya, is op weg een metropool met vier miljoen burgers te worden. De beroepsbevolking werd in 1990 geschat op bijna zestien miljoen personen, bijna een miljoen men sen meer dan de bevolking van heel Nederland. Dit forse aantal geeft een idee van de omvang van de vraag stukken waarvoor een gouverneur of bur gemeester van een grote stad in Indonesië oplossingen moet bedenken. In 1984 was ruim de helft van de werken de bevolking van Oost-Java actief in de landbouw. In 1989 was dat al minder dan 40 procent, doordat meer mensen in de industrie aan de slag kwamen. De voe- dings- en genotmiddelenindustrie boeken zeer bevredigende resultaten. Ook de boeren zijn redelijk tevreden. Uit de landbouwstatistieken komt naar voren, dat zij van hun sawa's en akkers elk jaar meer rijst, maïs, suiker, cassave, fruit, groenten, thee en cacao oogsten. 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 16