pomRiÉ's PERIKELEN ft Het verhaal van mijn vriend Overwin je eindelijk een keer een van je vele fobieën en begeef je je schoorvoe tend naar een reünie, ontmoet je daar een kontjo van zo'n 45 jaar geleden. Al een beetje oud, namanja. Moet er natuur lijk ingespannen door nevels worden getuurd om iets terug te vinden. Of moe ten er, zoals hij zegt: 'laden worden geo pend, die lang dicht hebben gezeten'. Tot je eigen verbazing constateer je dan dat een van de laden waarin je jouw herinne ringen had opgeborgen, wel erg vastge klemd heeft gezeten. En herken je de grote waarde van die herinneringen als de lade eenmaal open is. Het gebeurde in 1993 op de bijeenkomst van het vroegere 5e Bataljon Andjing Nica. Een eenheid waarop je nog steeds trots bent. Na ingespannen zoeken naar bekenden, verschijnt daar dan Hans Füglistahler. Je herkent hem wel, maar brengt is, dat hij wél direct weet wie je bent en op de proppen komt met zaken die je bewust of onbewust (te) diep hebt begraven. Hans en zijn vrouw Thea blij ken trouwens actief betrokken te zijn bij het Andjing Nica-gebeuren. Maar om een lange inleiding kort te maken: Hans komt met zijn bord makanan bij jou en je zoon aan tafel zitten. Dan raak je in gesprek en komt er niet alleen langzaamaan meer licht in de duisternis, maar kom je ook te weten waar de werkelijke voorliefde van het echtpaar ligt: het werken met en voor al vóór mensen die op enigerlei wijze een binding hebben met het Indische verle den. Misschien wel typerend voor Hans is dat hij, als het om het uitdragen van hun bezigheden gaat, de voorkeur geeft aan de wat hij noemt 'het verhaal van mijn vriend'-formule. Best in staat om zijn mondje te roeren, geeft hij je de mogelijk heid om naar goeddunken om te springen met zijn gegevens, die er niet om liegen. Koudste winter Thea (geboren Hensen), is in Palembang geboren, maar verder een Bandoengse, omdat haar vader een goede baan kreeg in Bandoeng. Na een fijne, beschermde jeugd te hebben gehad begon ze als onderwijzeres net voor zichzelf te zorgen toen de oorlog uitbrak. Thea ontkwam niet aan de ellende die daarop volgde. Pas in 1956 in Nederland aangekomen raakte zij door de koele ontvangst derma te ontgoocheld, dat zij zich in zichzelf keerde en niet aanspreekbaar was wan neer het gesprek handelde over de rela ties tussen Hollanders, Indo's en Indone siërs. Het getij keerde toen Thea de Stedelijke Dag van de Vrijwiliggers 1991 'echte' herkenning komt later, in etappes. Watje bij die ontmoeting in verwarring draad van het onderwijs weer opvatte en een gewaardeerde leerkracht werd in Bustocht naar de Noorder Zoo te Emmen, 1989 Hengelo. De totale ommekeer vond ech ter plaats na haar pensionering. Gekozen als voorzitter van de koempoelan, sloeg zij als het ware haar vleugels uit en wist met haar uitstraling en overtuiging de niet zelden in een sociaal isolement ver kerende 'Insulinde-ouderen' een hart onder de riem te steken. Hans: 'Ik weet, dat haar voorbeeld de verklaring is voor het onlogische succes van de SIC. En ik denk, dat zij volop bezig is haar trauma tisch verleden te verwerken'. Zelf gebo ren in Kertosono, woonde Hans 30 jaar in Bandoeng. Vader Füglistahler, hoofdsta- tionsschef bij de Staats Spoorwegen, overleed toen Hans enkele jaren oud was. 'Maar gelukkig had mijn moeder het juiste karakter om mij op te voeden. Mijn schooljaren waren fantastisch', blikt hij terug. Om dan de oorlog aan te halen, die het doek liet vallen voor alles wat goed was. Hans kwam echter zo goed als ongeschonden uit de mallemolen van narigheden. Gesterkt door de opgedane ervaringen werd hij transportondernemer, maar ook voor hem viel het doek toen hij in 1956, naar eigen zeggen, het 'eigen land werd uitgeknikkerd'. Alhier meteen de koudste winter in anderhalve eeuw meemakend, ondervond hij hoe zijn mede-contractpensiongasten lijdzaam toestonden dat de geldbeluste pension baas de verwarming op halve kracht zette. Gevolg was dat een oude pension gast overleed. De zaak bij bevoegde instanties aankaartend, maakte Hans een eind aan de tirannie van de pensionbaas: 'De a-sociaal had geen reet meer te ver tellen. En de sfeer veranderde ook op slag. De passiviteit verdween en de men sen voelden zich weer senang. Dat voor val is me bijgebleven, dat patroon van de passieve Indo die zich door de keiharde egoïstische westerling laat ringeloren kwam ik iedere keer weer tegen. Ik heb 23

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 23