ze, maar ook nieuwsgierige vragen naar
de wonderbaarlijke dingen in het laagland
en ze vroegen mij vaak naar de geweldi
ge stad Soerabaja die ik overigens zelf
ook geweldig vond, komend van een ver
afgelegen suikerfabriekcomplex bij het
proviciestadje Probolinggo.
En de gebruiken van het volk bij zijn
plechtigheden zijn uniek hun wijwater is
water waarin bloemen zijn gedompeld,
merkwaardig gevormde bekers zijn bij
hun feesten in gebruik; hun godsdienst
lijkt een mengsel van Hindoeïsme, Islam
en Animisme. Zij geloven in berggeesten,
goede en kwade, in bomen, beken rotsen
en heuvel toppen, waar ze de kleine
offers brengen om zegen te verkrijgen op
hun weg.
Hun grootste feest is het feest der doden
en het Bromofeest.
De dode verblijft eerst duizend dagen op
de berg der geesten, de Moenggal, dan
daalt hij af in het vagevuur van de Bromo
en gaat eindelijk naar de gelukzalige
berg, waar Brahma zeteltde
Mahameroe.
Bij het grote Bromofeest verzamelt zich
de gehele Tenggerese bevolking in de
uitspraak waarvan ik veel later kennisnam
"East is East, and West is West; and
never the twain shall meet." De zorgeloze
vakantieganger weet dat hij niet tever
geefs hierheen is gegaan.
Er waren (zijn) drie toegangswegen tot de
Bromo
Voor ons was de meest logische de route
van Probolinggo uit, geschikt ook voor
mensen vaanuit de Oosthoek. Van
Probolinggo uit reed er tweemaal per dag
een autobus in ca één uur naar het kleine
plaatsje Soekapoera, dat reeds vrij hoog
op de berghellingen ligt, zo'n 800 meter.
De weg is vooral het laatste deel zeer
steil; gewone karretjes waarmee je ook
wel in Soekapoera kon komen gebruikten
voor dit laatste steile deel trekossen.
Later, ik meen in 1935, werd in plaats van
dit steile deel een slingerwerg gemaakt,
die wat meer geleidelijk stijgt zodat ver
keer er wat minder moeite mee heeft om
boven te komen.
Het plaatsje zelf met zijn kleine villa's
maakt een bekoorlijke indruk; de tuinen
zijn vol bloemen.
Wij logeerden altijd in de pasangrahan
van waaruit we een schitterend uitzicht
en bruisende bergbeken over smalle
bruggetjes; het pad klimt en daalt afwis
selend zeer sterk. Soms is de weg in de
rotsen uitgehouwen, vooral in de buurt
van Tjemarala wang toegangspoort
van de temara's). Steile wanden tot wel
600 meter hoogte rijzen hier aan weers
zijden, waarna het wat grotere dorp
Ngadisari wordt bereikt. Als kind noemde
ik het Nagasari, dat wat gemakkelijker in
de mond ligt. Hier zijn we op 2100 meter
hoogte; het plaatsje had een pasanggra-
han midden in het dorp. We zijn hier mid
den in het land van de Tenggerezen; in
feite vormt Soekapoera de grens tussen
de Mohammedaanse Madoerezen en de
Hindoeistische Tenggerezen.
Hier bij Ngadisari is de oude kraterrand
het laagst, namelijk 2200 meter en heet
Tjemaralawang. Toch is het pad hiervan
daan over de kraterrand heen en aan de
andere kant de Dasar in behoorlijk steil.
De tweede toegangsweg tot de Bromo
liep via de noordwestzijde van het
Tenggergebergte eerst vanuit
Pasoeroean naar Poespo via Pasrepan,
welke desa vroeger een paardenposterij
was, waar men van karretje verwisselde
en verse paarden kreeg voor de klim naar
Poespo. Van hieruit was er de prachtige
bergweg naar Tosari, die slechts een
deel van de dag was open gesteld 's
ochtends omhoog en 's middags omlaag.
In Poespo lag een dependance van het
sanatorium van Tosari, bestemd voor die
zieken die de plotselinge overgang van
de laagvlakte naar het 1750 meter hoge
Tosari met zijn ijle lucht niet konden ver
dragen. Poespo ligt dan ook op slechts
650 meter hoogte. Het uitzicht van hieruit
op de zee, Straat Madoera is subliem.
Vanuit Poespo duikt de weg, nu een tje-
maralaan, het bos in, dat vochtig koel en
geurig langs de berghellingen omlaag
komt. Hier en daar nog een bamboestoel
en de wilde pisang is de laatste overge
blevene boomsoort van de Javaanse
landschappen.
De takken van de oerwoudbomen zin
behangen met een kostbaar kleed van
mossen, varens en slingerplanten. De tje-
mara's zijn nog klein en lijken wat zieke
lijk en schraal in vergelijking met die van
het hooggebergte. Wel is er iets schilder
achtigs in de fel-oranje kleur van hun
stammen, veroorzaakt door een zwam-
soort. Dan volgen de oude koffietuinen
met struiken voorzien van grote, zwart
groene glanzende bladeren. De hoge
schaduwbomen maken er een bos van.
Elke bocht van de weg brengt nieuwe
verrassingen, soms uitzicht op de zee,
dan weer een donker bos. Dit is de eigen
lijke Tengger, waar de Tenggerezen
wonen. Als een beschermende muur ligt
de woudgordel om hun gebied.
Dasar en vanaf de kraterrand van de
Bromo worden de offers omlaag gewor
pen. Wanneer de menigte dan vrolijk
huis waarts keert kunnen de achterblij
vers de offergaven weer omhoog halen;
als kind begreep ik hier niets van, maar
mijn vader vertel de eens dat de goden
alleen genieten van de ziel van de
offeran den. Vakantie doorbrengend in de
passangrahan van Soekapoera met zijn
prachtige rozentuin zou niemand ooit op
de gedachte komen van Kiplings fatale
hadden niet alleen op de bergruggen aan
weerszijden van het dorp, maar ook op
de haven en de pieren van Probolinggo
met het ervoor liggend eilandje Pulau
Ketapang.
Hier in Soekapoera hield de weg voor
gemotoriseerd verkeer op en via de over
steek van een ravijn over rotsblokken
klauterend bereikte je de redelijk goed
begaanbare weg naar Ngadisari, aanvan
kelijk door tjemarabossen en dan langs
koffietuinen. Je passeerde diepe ravijnen
27