om bij hen te komen logeren en lekker te eten. Dat wisten ze toen al. Die dokter die nooit sprak hoe het verder moest of hoe en wat zij er van moesten verwach ten, wilde wel weten wat lekker eten was in Italië en in Spanje, en waar hij dat lek kers kon krijgen. Bij een van hen ben ik in september jl. op bezoek geweest en ik ben daar verwend en verzorgd om er ver legen van te worden. Ik schreef daarover een kort stukje in het laatste november nummer van Moesson. Is eten om het eten en elke keer weer bij elke gelegenheid, die van belang is in onze ogen, nu zo'n typische 'Indische' gewoonte Weineen I De Spanjaarden doen het zo, de Italianen ook. Het is een voortreffelijke gewoonte, het houdt ruzies en andere heisa op afstand, en er komt vast nog wel een tijd dat ze dat hier in Holland geleerd zullen hebben. Desnoods een Hollandse prak, denk ik rillende. Niet zo lang geleden was er op de televi sie een hervertoning van de klassieke western 'Shane'. De eerste regel uit het boek waarnaar de film is gemaakt heb ik goed onthouden: 'One day a man rode into town dressed in black'. Zo wil ik mij ook altijd voelen, iemand, net als Shane, die in zijn eentje een boel ongerechtig heid de wereld uit helpt, maar dan 'dres sed in white'. Een witte dokterjas en bij het werk een soort wit slagersschort tegen de bloedspetters. Dat is nu wat ik in mijn laatste jaren als huisarts heb gemist. Betoel, echt waarBloed heb ik in die tijd niet meer gezien. Maar er waren wel wat heroïsche en soms hilarische momenten. Zo was een patiënt van mij door verdriet en andere soesah volkomen door het lint gegaan en op het dak van zijn woning gekropen. Drie hoog in Amsterdam maar net niet hoog genoeg, zo dacht ik, om te doen wat hij wilde doen. De huisdokter, ik dus, werd uit zijn spreekuur gehaald en de veel belangstellenden keken verwach tingsvol omhoog, en naar mij. Wat ging er nu gebeuren 'Laat de brandweer komen dokter', werd mij gesuggereerd. Goed idee dacht ik, maar daar had je eerder op moeten komen. Nu sta ik hier en ik moet iets doen. Ik ken de man en ik weet zijn drijf veren en dus moet ik op de een of ande re manier ook op dat dak zien te komen. Hoe dan ook, op een gegeven moment zat ik op dat dak met een paar meter tus sen mij en mijn patiënt. Wat ik allemaal gezegd heb weet ik niet meer. Maar het werd al donker en koud daar op dat dak op die namiddag in okto ber. Intussen zag het op straat zwart van de mensen en de politie en de brandweer waren daar ook aanwezig. Er werd geroepen en gefloten en in de handen geklapt. En ik bleef maar praten en praten en pra ten. Ik zal het nooit vergeten; op een gegeven moment zei de goede man: 'Ik wil naar bed'. Met een hoogwerker zijn wij toen van het dak gehaald. Luid gejuich en applaus was ons deel toen we beiden weer op de begane grond stonden. De arme man ging het bed in, niet 'thuis' zoals hij graag had gewild maar naar een bed in het ziekenhuis. Is dat nu mijn werk dacht ik eenmaal weer in mijn huiskamer. Wellicht wel maar niemand heeft mij daar ooit ant woord op gegeven. Er is veel veranderd intussen, en onze collega's die ik het verhaal vertel, kijken naar mij met een blik van oh ja, nu weet ik hoe ze er uitzien: one of the dying spe cies, eentje van het uitstervende soort. Tenslotte staan wij allen straks voor de bewaker van de hemelpoort en moeten de heilige Petrus zien te overtuigen dat wij er in mogen. Met ons allen zijn wij dan een uitgestorven soort. Toch zou ik de academische stelling kun nen verdedigen, misschien niet in het geijkte academische taaltje, dat alles wat oud is te gelegener tijd weer balik, kom- bali, terug komt als iets nieuws. Een bedenksel in die trant is de zoge naamde 'mantelzorg' van onze a.s. eer ste minister de heer Brinkman. Indische mensen deden dat al jarenlang en doen dat nog steeds. Een bejaarden huis is voor ons bijna een abstract begrip. Maatje, Paatje, oom Tjoh en tante Suus stoppen wij niet in zo'n tehuis. Wij hebben domweg de plicht om voor die mensen in voor hen veranderde omstan digheden te blijven zorgen. Maar er is in één opzicht wel iets veran derd. Wij willen delen in het geld wat nu gaat naar allochtone groepen en 'wintie hulp' en subsidies voor 'kouseband- en- bonensoep'. Zielige mensen Welnu, wij zijn inderdaad niet zielig. Die Indische groep heeft leven en bezit en nog veel meer ellende over gehad om vorstin en vaderland te dienen. Let wel: te dienen, en dat geeft ons rechten. Nèks zielig, zou Bengel zeggen, rechten, die aanspraak hebben wij. Nog altijd zijn wij, Indo's en Indische mensen, handzaam en bruikbaar en mis- bruikbaar. Je doet maar, denken wij dan, maar nu moet er geld op tafel en trek mij verder de kaken niet van elkaar om hier over nog veel meer te vertellen. Die mantelzorg van Brinkman, met ons allen kunnen wij straks het dak op en blij ven wij verkocht en verraden. vervolg van pagina 35 Zoals eerder aangehaald, is het in feite een galerie vol met antiek waar omheen een hotel is ontstaan. De droom van Anhar is realiteit geworden en een verblijf in het hotel is dan ook een unieke ervaring. Zo zal men in het hotel tevergeefs zoeken naar een discotheek of andere vormen van uitbundig amuse ment. Dit zou niet in overeenstemming zijn met de opzet en ambiance. De gast die in dit hotel verblijft zal de chique sfeer hogelijk waarderen. De inrichting en decoratie die door het gehele hotel en restaurant lopen zijn eveneens terug te vinden in de gastenka mers. De kamers zijn naar keuze inge richt in koloniaal dan wel in moderne meubilering (en in pastelkleuren uitge voerde decoratie). De vijf verschillende gebouwen zijn onderling met elkaar ver bonden door opengewerkte corridors en bruggetjes. De avonden worden opge luisterd met sfeervolle nostalgische pianomuziek. In het Tugu Tea House worden thee en snacks geserveerd waar bij men kan genieten van het uitzicht op het levendige Tugu plein. Ook de tuin is een genot door een verscheidenheid aan planten. Naast het kleine zwembad ligt het Melati paviljoen waar Europese en Indonesische maaltijden worden geser veerd. De toegang tot restaurant en bar wordt gevormd door alweer een uniek antiek object. Het betreft een prachtig handgesneden houten scherm met deur uit het oude Kudus. In 1992 werd een Hotelkamer Foto: Theo Janssen minimuseum in het hotel geopend, waar in 36 archeologische artefacten zijn ten toongesteld uit de periode van de 8e tot 16e eeuw. Het hotel onderscheidt zich in velerlei opzichten van andere hotels. Een verblijf in dit levende hotel vol antiek is een bij zondere ervaring. Het Tugu Park Hotel is meer dan een hotel, het is een levende antiekgalerie en de schepping van een gepassioneerde antiekverzamelaar. 39

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 39