Java de bakermat
Aflevering 2
Dit is het tweede artikel uit een reeks
ontleend aan het dagboek van G.
Servaas, die tussen 15 april en 4 mei
1992 een flora- en faunareis maakte
over Java.
G. Servaas
Van mijn prille jeugd in Cirebon zijn wei
nig herinneringen over, doch slechts een
aantal vergeelde foto's en de verhalen
van mijn moeder o.a. over de communis
tische opstanden in West Java in de jaren
1926 en 1927. Het was de tijd van de pas
opgerichte P.K.I. (Partai Kummunis
Indonesia) en Tan Malakka. In 1926 ging
de algemene verbittering over de econo
mische toestand in een regelrechte
opstand over, een gewelddadig verzet in
West- Java tegen de overheid. Deze
zogenoemde Novemberonlusten werden
door politie en troepen neergeslagen.
Toen orde en rust teruggekeerd waren
stelde de regering een commissie van
onderzoek in die tot de conclusie kwam,
dat de onrust over geheel Java broeide.
Wij woonden toen op het emplacement
van de suikerfabriek Paroengdjaja te
Paroengdjaja, afdeling Indramaju, weste
lijk van Cirebon. En op een nacht werd
groot alarm geslagen, omdat een
(communistische) bende was gesigna
leerd door de politie, waarop mijn moeder
zichzelf en mij (in de kinderwagen) in vei
ligheid bracht naar de fabriek waar alle
mannen op dat moment aan het werk
waren midden in de campagnetijd.
Gelukkig liep dit voorval met een sisser
af: de bende vertoonde zich niet. Op een
afgelegen fabrieksemplacement met
betrekkelijk weinig of geen politiebewa
king was het vaak een wat angstig
gedoe.
Mijn vader was boekhouder aldaar van
ongeveer 1926 tot 1930 onder de als
administrateur dienende heer Van den
Bijlaart. Daarna ging hij naar Gempol,
Ardjawinangoen en Paroengdjaja. Wij
gingen naar school in Bandoeng en
waren alleen de vakanties op de fabriek
Als wij van Bandoeng naar de fabriek
reden (per auto) passeerden wij via
Kadipaten eerst Djatiwangi, dan Gempol
(=Palimanan), lieten de zijweg naar
Ardjawinangoen links liggen en gingen bij
Klangenan rechtsaf (kwamen dus niet
langs Ploembon, de volgende suikerfa-
oud Jakarta
briek vóór Cirebon) en dan lag even ver
der links de weg naar Paroengdjaja. De
weg werd gemarkeerd door twee witte
palen (zuiltjes), waar je tussendoor reed.
De fabriek, omringd door het emplace
ment waar de suikerrietloc's met lorries
reden, werd omgeven door een verharde
ringweg waar aan de emplacementskant
regenbomen groeiden en aan de andere
kant huizen stonden.
Van het emplacement liep de z.g.
Kampongweg naar de kali waarin wij
baadden, speelden en karbouwen reden,
hoewel totok-vader zulks stevig verbood.
Ik meen dat die kali een zijrivier van of
zelfs de Tjiwaringin zelf was. Aan de
fabriekskant was de oever vlak. Aan de
overkant waren heuveltjes. In Tjiwaringin
(dessa) was een zwembad waarin heilige
vissen zwommen.
Wanneer je komend van Bandung, zoals
de briefschrijfster vermeldt, bij Djatiwangi
aankomt, wordt je getroffen door de ruige
kalksteenheuvels, uitgehold en uitgegra
ven. Geweldige kalkovens veroorzaken
enorme rookontwikkelingen. Tussen de
vergeelde foto's uit de tweede helft van
de jaren twintig vond ik er gemaakt in
Bandoeng en Linggadjati, beide niet
zover van Cirebon. Bij de foto van
Linggadjati: 'Op de plaats Linggadjati,
twee uren van hier met de auto. Mies
stond te rillen van de kou, want die plaats
ligt ook op de bergen.' Linggadjati is later
bekend geworden als conferentieoord
(Conferentie van Linggadjati van novem
ber 1946 tussen de regeringsleiders van
N.l. en de Republiek). Cirebon en Sunda
Kelapa (Jakarta) vormen samen met
Banten in het uiterste westen de voor
naamste toegangspoorten tot het welva
rende hoogland, de Preanger. De overige
kusten van West- Java zijn moerassig en
onherbergzaam. Over Cirebon met zijn
Javaanse, Sundanese en Chinese ele
menten schreef Crawford in 1856 dat de
naam eigenlijk Charuban is, wat in het
Javaans mengsel betekent (wegens zijn
gemengde bevolking). Nu wordt Cirebon
wat badinerend Kota Udang, garnalen-
stad genoemd: het stadswapen van
Cirebon toont drie garnalen. Cirebon is
dan ook beroemd om de overvloedige
vangst aan vis- en schaaldieren. Deze
reis zouden wij jammer genoeg Cirebon
niet aandoen; het ligt immers buiten de
toeristische routes die door de Preanger
en langs de zuidkust van Java lopen.
26