Be Bötök daging (4 personen)
Nasi keboeli (voor 4 personen)
Rendang telor (West Sumatra)
Ritja- Ritja (Menado)
Tjah Kangkung
400 gram kalfsgehakt of rundergehakt
1 grote ui
3 knoflookteentjes
5 kemiries
2 theelepels ketoembar
1 djienten
1 trassi
Vz serèh
1 ei
1 eetl. asem water
1 dl dikke santen
1 djeroek poeroet blad
sambel oelek
zout
40 gram boter, margarine of olie.
De ui en de knoflook fijnhakken of fijnras-
pen. De kemiries fijn stampen of fijnwrij-
ven. Het ei klutsen en vermengen met de
santen.
De ui en de knoflook fruiten in de boter,
de margarine of de olie. Het gehakt, de
rest van de kruiden en zout toevoegen en
enige tijd laten smoren. Daarna het vocht
er bij gieten en door de massa roeren.
Het djeroek- poeroet- blaadje verwijderen
en het geheel overdoen in een kom.
Deze kom in een pan met zoveel kokend
water zetten, zonder dat het water in de
kom terecht komt.
Voor de kip:
1 kip
theelepel djahé
1/ï serèh
1 laos
1 djienten
2 ketoembar
1 grote ui
3 knoflookteentjes
1 djeroek poeroet blad
zout
100 gram boter, margarine of olie
Voor de rijst:
600 gram rijst
9 dl kippenbouillon
1 stukje foelie
1 theelepel nootmuskaat
1/4 peper
kaneel
14 djahé
De kip schoonmaken, wassen en gaar
koken in ruim water, waaraan de kruiden
en zout is toegevoegd. Daarna de kip in
stukken snijden en deze stukken in de
boter, margarine of olie vlug goudbruin
bakken.
De rijst wassen en met de kruiden in de
kippenbouillon gaar koken.
De rijst op een schotel overdoen, met de
stukjes kip garneren en knappend gebak
ken uien bestrooien.
10 eende-eieren,
(kippe-eieren zijn ook goed)
driekwart blok santen
5 sjalottes of 2 grote uien
5 teentjes knoflook
2 eetlepels sambal oelek
djahe (gemberstok) pinklengte
of 1 theelepel gemberpoeder
1/2 theelepel koenir (kunjit) poeder
1/2 theelepel laospoeder
Vï eetlepel zout
indien verkrijgbaar 1 koenirblad.
De eieren hard- koken en pellen.
De santen 2 glazen water roerend aan de
kook brengen, niet koken.
De uien, knoflook, djahe, koenir, laos,
zout en koenirblad met de sambaloelek
heel fijnwrijven (dus niet snijden, maar
wrijven).
Dat kan het best in een stenen tjobek
met stenen oelekan. Giling is het beste,
maar een giling- steen zoals dat in
Sumatra hebben, is hier in Holland niet te
krijgen. In een vijzel met stamper kan
ook.
Deze fijngewreven kruiden met de santen
aan de kook brengen, zo nu en dan roe
ren, totdat ze gaat aandikken en wat olie
boven komt drijven.
Dan de eieren erin doen, blijven doorko
ken op klein vuur, steeds omroeren, tot
dat het geheel een donkere kleur krijgt en
haast opdroogt.
Het nat moet dus verdwijnen en voorzich
tig omscheppen is dus geboden, anders
worden de eieren stuk gestoten.
Een stevige vissoort ongeveer 1 kilo
kabeljouw, of koolvis; 1 grote makreel
kan ook
6 rode pepers (ontpitten)
5 sjalottes
1 pinklengte verse djahé of 1 theelepel
gemberpoeder
1 eetlepel zout
1 citroen (liefst djeroeknipis)
3 eetlepels maisolie
De vis schoonmaken, ingewanden eruit
en wat inkepingen maken.
Inwrijven met zout en citroensap, kwartier
laten staan.
De pepers, fijngesneden sjalottes, gem
ber en zout fijnwrijven (oelek), fruiten in
olie.
De vis roosteren boven houtskoolvuur.
Wanneer de vis gaar is, de gefruite krui
derij er boven op gieten. Of in voorver
warmde oven in vuurvaste schotel met
olie gaar bakken in half uur. De kruiden
kunnen naar eigen smaak alvast over de
vis heengegoten worden, of daarna, wan
neer de vis wordt opgediend.
2 ons varkenslever
5 ons garnalen (vers) of 3 ons gepelde
34