Dierenvreugd en dierenleed
Tumis taogé dan ojong
10 kleine sjalottes
5 teentjes knoflook
1 theelepel peper
10 bosjes kangkung
1 theelepel zout
2 eetlepels taotjo
4 eetlepels reuzel
De kangkung wassen en in 4 cm. lengte
stukjes snijden.
Het varkensvlees in dunne plakjes snij
den.
De gekookte garnalen (indien vers) pel
len. Men kan ook reeds gepelde garnalen
nemen, dan is 3 ons genoeg.
De sjalottes fijnsnijden en de knoflook
stampen, daarna in olie braden totdat ze
lichtbruin zien, de taotjo, garnalen en het
varkensvlees erbij voegen.
Goed dooreenmengen, de peper en het
zout en wat warm water bij doen. Dit
alles op niet te groot vuur.
Zodra het geheel begint te koken de
kangkung geleidelijk erin omroeren, tot
dat ze net gaar is, maar niet te zacht
doorgekookt.
5 ons taogé
3 st. ojong
5 sjalottes
3 teentjes knoflook
5 ongepitte rode pepers
een halve klapper of een kwart van een
santen- blok
2 eetlepels maisolie
2 plakjes laos of !4 theelepel laospoeder
V2 eetlepel zout
>2 theelepel trassi
Taogé schoonmaken en wassen. De
ojong dun schillen en in schijven snijden.
Dus dwars en niet te dun.
Heeft u een halve verse klapper, dan
moet die geraspt en met twee glazen
water, de santen eruit geperst worden.
Neemt u een santen blok, zoals boven
aangegeven, met warm water aanlengen,
dezelfde hoeveelheid als van de verse
santen.
De sjalottes, knoflook en pepers fijnge
sneden en met de trassi en het zout frui
ten in de maisolie. De ojong erbij voegen
en omroeren, de saten erbij doen, totdat
het begint te koken, dan pas de taogé
erin mengen, totdat het geheel weer aan
de kook gaat, van het vuur halen. Vuur
bij dit alles niet te groot laten branden.
In de jaren 1950- 1953 was ik als
sergeant bij het K.N.I.L. met mijn vrouw
woonachtig in het "Kloofkamp" te
Hollandia in Nederlands Nieuw-Guinea.
Op een dag kwam iemand naar ons toe
met twee hulpeloze poesjes. Hij vroeg
ons of wij deze poesjes verder zouden
willen verzorgen. Hij zelf had daar geen
gelegenheid voor en waar de moeder
poes gebleven was, dat wist niemand...
Mijn vrouw en ik keken elkaar aan, maar
we bedoelden eigenlijk beiden hetzelf
de, dus zij mochten blijven. Een klagend
gemiauw deed ons vermoeden dat die
stakkertjes honger en dorst hadden.
Mijn vrouw maakte een papje klaar, van
havermout en blikmelk. Dat mengsel
werd gezeefd. Omdat we niet in het
bezit waren van een zuigfles, deed mijn
vrouw het papje in een doekje zodat dat
een soort zuigdot werd. Het was een
kanweitje wat heel wat tijd in beslag
nam, maar we zagen dat het wel op prijs
werd gesteld.
De eerste dagen werd dit "ritueel" om de
drie a vier uur herhaald en ook 's nachts
werden zij gevoed. Al spoedig begon
het tweetal al waggelend de omgeving
te verkennen. Het schoteltje met lekkere
hapjes wisten zij als snel te vinden. Van
havermout met melk stapten we over op
"vaste voeding", schelvislever en zacht
gekookte rijst. Zij groeiden als kool. Wij
zochten naar geschikte namen, maar
we kwamen er niet achter wie het
vrouwtje was of het mannetje.
Daarom besloten we op het "uiterlijk" af
te gaan. De meest brutale zou wel een
katertje zijn, die gaven we de naam
Toni. De meest zachtaardige, dat werd
Tini. Het was echt een paar apart, die
twee. Van lieverlee stelden zij zich in op
het leven van alle dag. Wanneer de
hoornblazer in het kamp het signaal
"Einde Dienst" blies, sprongen zij beiden
op het raamkozijn en bleven daar wach
ten tot ik binnen kwam en werd ik harte
lijk verwelkomd door dat dartele stel.
Het kwam dikwijls voor dat ik met mijn
groep Papoea-soldaten op patrouille
moest in de omgeving van het
Sentani-meer. Dan was ik soms meer
dan een week van huis. Mijn vrouw had
het dan wel eens heel moeilijk, want
Toni en Tini waren zeer onrustig en eis
ten alle aandacht op. Een door mij
gedragen, maar ongewassen hemd
bracht wel een poosje uitkomst. Zij slie
pen er op en waren zo weer voor een
poosje rustig. Wanneer ik dan na zo'n
tocht door de jungle thuis kwam werd
meteen mijn rugzak geplunderd. Zij
genoten kennelijk volop van die "heerlij
ke boslucht" doordrenkt van zweet en
moerasluchtjes. Op zekere dag liepen
zij te stoeien dat het een lust was, tot er
plotseling van een of andere balk een
muizennestje naar beneden viel, vlak
voor hen. Heel verschrikt staarden zij
naar een piepklein muisje dat nog niet
eens kon lopen. Na wat heen en weer
gedrentel met een hoge rug, hielden
onze helden het voor gezien en dropen
af! Zij vonden het beslist "minderwaar
dig" om muizenvlees te eten... Wij von
den het wel grappig. Toni en Tini groei
den voorspoedig op en werden "volwas
sen". Het viel ons op dat een van de
twee steeds maar dikker werd, en spoe
dig moeder zou worden. U raadt het al,
het was Toni, waarvan we dachten dat
het een "jongen" was, die nu moeder
zou worden. In die periode moest ik
weer voor enkele dagen op patrouille.
Tijdens mijn afwezigheid had mijn vrouw
de handen vol om dat beestje te kalme
ren. Toen ik thuis kwam, ben ik na een
heerlijke douche direct naar bed gegaan.
Nog maar nauwelijks in slaap werd ik
wakker door een gewroet onder mijn
oksel. Ja hoor, de aanstaande moeder
kroop dicht tegen mij aan en begon te
persen. In alle haast kwam mijn vrouw
met enkele oude lappen om die nog net
op tijd onder Toni te schuiven. Er wer
den twee poesjes geboren, die het
helaas niet overleefd hebben. Dat von
den we wel heel verdrietig en we vroe
gen ons af of dat kwam omdat Toni te
lang op mijn thuiskomst had gewacht. Of
dat zo was zullen we nooit weten. Even
later waren mijn vrouw en ik getuige van
een vreselijk drama. Van onder het huis
hoorden we een klaaglijk gejank met af
en toe een gehuil of een dier zwaar
gewond was en pijn leed. Buiten geko
men zagen wij Toni kruipend en jankend
onder het huis vandaan komen. Vlak
voor onze voeten keek zij nog even naar
ons op met een radeloze blik in de ogen,
die we nooit zullen vergeten. Even later
gaf ze de geest. Het bleek dat zij een
kapotgeslagen rug had en toch nog de
kracht bezat naar huis te komen.
Machteloze woede maakte zich van ons
meester. Wie was die sadist die een hul
peloos dier zo kon toetakelen, ook dat
kwamen we niet te weten. Zo naderde
1953. Ik had mij opgegeven om een cur
sus in Nederland te volgen. In februari
was het dan zover. Onze buurvrouw zou
na ons vertrek voor Tini zorgen en dat
heeft zij ook met liefde gedaan. In 1992,
hadden wij het geluk onze toenmalige
buurvrouw op een reünie te ontmoeten
en natuurlijk waren wij zeer nieuwsgie
rig-
J.A.J. Verduit
35