Vier generalies van hel Asahanse sultanshuis in 1908. V.l.n.r. Sultan Mohammed Husein Rachmat Sjah II. zijn oudste zoon Tengku Besar Amir met zijn zoontje Tengku Mohammed Idham, Tengku Mohammed Adil (vader van de sultan) en Tengku Alang Yahya (broer van de sultan). Foto KIT Djoeroeng (sirihdoos) en Bawar (Acehs zwaard). Daarna bracht Abdul Jalil een bezoek aan zijn ooms, de twee broers van zijn moeder, in Panai, waar hij op grootse wijze werd onthaald. Van hen ontving hij een kris met een handgreep van hertegewei, een speer afkomstig van Pagar Uyung (Tumbak Puntjaroba) en de Nobat (instrumenten van het hoforkest). Samen met bovengenoemde rijkswape nen vormen deze voorwerpen de regalia van het sultanaat Asahan. Tijdens zijn bewind breidde Abdul Jalil zijn gebied tot aan de kust uit. Door een herstel van de rust en de stijging van de welvaart nam de bevolking toe. Na zijn dood werd Abdul Jalil begraven in Pangkalan Sitarak, waar zijn residentie was. Daarom noemde men deze plaats Almarhum (wijlen) Pangkalan Sitarak. De plaatselijke bevolking beschouwt het graf van de eerste Asahanse sultan als heilig (keramat) en velen komen daar offeren en bidden. De sultans van Asahan Abdul Jalil werd opgevolgd door zijn zoon Said Sjah. De volgende sultans waren: Mohammed Roem, Abdul Jalil II (7-1765), Dewa Sjah (1765-1805) en Musa Sjah (1805-1808). Onder sultan Musa Sjah werd de residentie verplaatst naar Rantau Panjang. De reden hiervoor is niet geheel duidelijk. Daar overleed hij, na een kortstondige regering. Zijn vroegtijdige dood stelde de rijksgroten voor een groot probleem omdat de sultan op dat moment geen zoon naliet. Zijn gemalin was echter in verwachting. Men kon dus toen niet volgens de adat zeg gen: 'Radja mangkat, Radja pengganti' (De koning is dood, leve de koning). Na 12 rijp beraad kozen de rijksgroten een broer van sultan Musa, Radja Ali, tot sultan. Enige maanden later bracht de weduwe van de overleden sultan een zoon ter wereld, die de naam Radja Mohammed Ishaq kreeg. Toen hij volwassen was geworden werd hij door zijn oom, sultan Ali Sjah, verheven tot Jang Tuan Besar Muda (vorst) van Kualu, een gebied dat tot Asahan behoorde. Van Mohammed Ishaq stammen de vorsten (Jang di Pertuans) van Kualu af, dat in 1886 zelf standig werd. Tijdens de regering van Ali Sjah werden veel veranderingen doorgevoerd, die de welvaart in het land ten goede kwamen. Het huwelijk van zijn dochter Tengku Radja Siti met sultan Osman I van Deli, die als huwelijksgeschenk het gebied Bedagai kreeg, versterkte de band met Deli. Ali Sjah overleed in 1813 en werd opgevolgd door zijn zoon Husein Sjah I (1813-1853). Tijdens zijn bewind deden zich ernstige conflicten voor, opnieuw om onduidelijke redenen. Er werd zelfs getracht de sultan zijn macht te ontne men. Husein Sjah wist echter de vrede te herstellen. In deze tijd maakte Asahan zich los van het oppergezag van het rijk Siak Sri Indrapura, waar sultan Ismaël te kampen had met binnenlandse moeilijk heden en de Engelse avonturier Wilson, die zich enige tijd in Siak vestigde. In 1835 sloeg Asahan een poging van Siak af om het weer onder zijn oppergezag te brengen. Ook voerde Asahan met succes strijd met Bila en Kotapinang. Husein Sjah werd opgevolgd door zijn zoon, Ahmad Sjah die regeerde van 1853- 1865 en 1885-1888. Hij kwam in conflict met het Nederlands- Indische gouvernement. In 1858 had het gouvernement met de sultan van Siak een overeenkomst gesloten, het Siak- traktaat, waarbij werd bepaald dat het oppergezag dat Siak over de andere rij ken van Oost-Sumatra uitoefende, op het Nederlands-Indische gouvernement zou overgaan. Asahan ontkende toen een onderhorigheid van Siak te zijn en voerde de Engelse vlag. Sultan Ahmad Sjah, wilde de onafhankelijkheid van zijn rijk bewaren. Hij weigerde contact met resi dent Netscher van Riouw, die belast was met de taak, het Siak-traktaat te doen aanvaarden door de landschapshoofden van Oost-Sumatra. Om Asahan te dwin gen de Nederlandse souvereiniteit te erkennen, werd in september 1865 een zestal oorlogsschepen met een expeditie macht gezonden. Na de landing bij Batu Bara trokken de Nederlandse troepen op naar Sungei si Rantau. De sultan vluchtte aanvankelijk, maar gaf zich later over. Hij werd naar Riouw verbannen. De Nederlandse souvereiniteit werd erkend en de rijksbestuurder, Naamal Allah, Jang di Pertuan Besar van Kualu, werd tot waarnemend sultan aangesteld. Hij oefende tot 1868 het gezag uit. In Asahan werd een controleur BB geplaatst. In 1879 kocht de Nederlands- Indische regering tegen een jaarlijkse uit kering van 16.825 gulden het recht van belasting heffing af van het inheemse bestuur van Asahan. Siak deed in 1884 definitief afstand van alle aanspraken op de andere rijken van Oost-Sumatra, waardoor het gouver nement geheel de vrije hand kreeg in de regeling van de Asahanse aangelegenhe den. In 1885 stond de regering sultan Ahmad Sjah toe, terug te keren naar Asahan. De oude vorst had nog steeds grote aanhang en de Bataks waren her haaldelijk voor hem in opstand gekomen. Ahmad Sjah werd met beperkte bevoegd heden in zijn gezag hersteld. De sultan kreeg bij zijn terugkeer een enthousiast onthaal van zijn volk. Met grote toewijding werkte hij aan de opbouw van zijn land, dat werd ontsloten door de aanleg van wegen. Het landsbestuur werd gereorga niseerd, Europese ondernemingen ves tigden er kantoren. Sultan Achmed over leed in 1888 kinderloos en na zijn dood werd Asahan korte tijd geregeerd door zijn vier broers, Tengku Pangeran Besar Muda, Tengku Babul (ook Mohammed Adil genaamd), Tengku Mohammed Sjarif en Tengku Mohammed Bakir en de rijks groten. Bij testament had sultan Achmat Sjah de wens te kennen gegeven, dat hij zou worden opgevolgd door de oudste zoon van zijn lievelingsbroer, T. Mohammed Adil. Deze neef T. Ngah Tanjung werd op 6 oktober 1888 ingehul digd als sultan Mohammed Husein Rachmat Sjah II. Hij was een vorst met een moderne instelling en genoot een grote populariteit bij de bevolking. Dank

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 12