Tobben in Indië W Waaraan moet ik denken? Wat moet ik doen? ADVIEZEN VOOR DAMES IN INDIE 16 i Mevrouw Ir. C. Swaan-Koopman temidden van echtgenotes van Prijaji. Foto: uit collectie Arnold Swaan Vilan van de Loo Wie voor het eerst naar Indonesië gaat, laat zich meestal adviseren over de reis en de dagen van verblijf. Een reisbureau, een goede vriendin, een televisiepro gramma of een interessant boek geven meestal handige tips. Tegenwoordig heb ben we zoveel verschillende bronnen van informatie dat we ons nauwelijks meer de tijd kunnen voorstellen waarin dat heel anders was. Zo waren er aan het eind van de negentiende eeuw veel reis- en verblijfgidsen in omloop. Voor vrouwen waren er speciale handboeken op de markt. Veel Hollandse vrouwen die (meestal) met hun echtgenoot naar Indië vertrok ken, hadden behoefte aan een praktische handleiding die grote en kleine proble men uit het Indische bestaan beschreef en daarvoor oplossingen gaf. Dat gaf een hele steun, want daarmee zouden ze immers in staat zijn zonder al te veel hulp van anderen hun nieuwe leven in te rich ten. Vooral voor vrouwen die wisten dat ze buiten de grote steden terecht zouden komen, was zo'n handige levensgids een uitkomst. Voor ons zijn ze interessant omdat we via deze boeken iets te weten kunnen komen over het dagelijkse leven van vroeger. Tussen 1908 en 1932 verschenen vijf handboeken, die voor en door vrouwen geschreven waren. Het eerste was van mevrouw J.M.J. Catenius- van der Meijden die in 1908 Ons huis in Indië schreef. Al een paar jaar daarna (in 1913) verscheen Het leven van de Europeesche vrouw in Indië, van mevrouw J. Kloppenburg- Versteegh. Het jaar daarop (1914) publiceerde mevrouw B. van Helsdingen- Schoevers De Europeesche vrouw in Indië. De laatste twee kwamen een tijd later. In 1923 schreef mevrouw dr. C.J. Rutten- Pekelharing een klein boekje met de uit gebreide titel Waaraan moet ik denken? Wat moet ik doen? Wenken voor het Hollandsche Meisje dat als Huisvrouw naar Indië gaat. Het laatste handboek verscheen in 1932: Vrouwen in Indië van mevrouw Ir. C. Swaan- Koopman. BEHULPZAAM Van objectieve adviezen die door de tijd heen hun waarde bewijzen, is in deze boeken geen sprake. Iedere schrijfster brengt vol overtuiging haar eigen levens stijl naar voren als de meest waardevolle en geeft op basis van dat uitgangspunt haar adviezen. Dat is duidelijk merkbaar bij mevrouw Van Helsdingen. Als een vroege Neelie Smit-Kroes is ze overactief als moeder, echtgenote van een carrière makende ambtenaar en auteur van tallo ze grote en kleine artikelen in verschillen de kranten en tijdschriften. Van haar leze ressen verwacht zij toch minstens een even grote activiteit als zij zelf ontplooit. Niet alleen de persoonlijkheid van de schrijfster is van invloed op het soort advies dat ze geeft, maar ook de tijd waarin het handboek geschreven werd. In 1908 vindt mevrouw Catenius het bij voorbeeld normaal dat de Hollandse vrouw zich voornamelijk aan haar gpzin en huishouding wijdt, terwijl mevrouw Swaan haar een kleine kwart eeuw later midden in de maatschappij ziet staan - nadat het huishouden klaar is, wel te ver staan. Alle auteurs hebben hetzelfde mooie doel: de Hollandse vrouw behulpzaam zijn bij het oplossen van haar problemen in Indië. Bijna alle vrouwelijke zorgen die behandeld worden, zijn te verdelen over vijf hoofdproblemen. Dat zijn: aanpas singsproblemen, huishoudelijke beslom meringen, omgang met de bedienden, kinderen en de vrouw zelf. Voor ieder probleem is er een oplossing, maar die is niet bij iedereen hetzelfde. WITTE MIEREN De meeste vrouwen die naar Indië gin gen, kwamen in een vreemd land terecht waarin alles anders was dan in het ver trouwde Holland. Wonen, kleden, eten - het moest opeens allemaal anders en dat was volgens de schrijfsters nog zo gemakkelijk niet. Aanpassen aan 's lands gewoonten was mooi, maar men moest wèl het Hollandse cachet bewaren. Als wijze vriendinnen steken de schrijfsters in hun handboeken de helpende hand toe. Zo begrijpt mevrouw Kloppenburg heel goed dat alle begin moeilijk is en daarom voegt ze haar lezeressen regelmatig een troostend woordje toe. Optimistisch meent ze: 'Een beschaafde vrouw met wilskracht en zonder vooroordeel tegen dit mooie land, zal het er best kunnen uit houden.' Mevrouw wil haar levenserva ring gebruiken om anderen te helpen. Dat zegt ze heel mooi: 'Ik zou voor mijn medemenschen zoo gaarne hun moeilijke levenstaak verlich ten, door de struikelblokken welke op ons

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 16