17 Mevrouw J.M.J Catenius-van der Meijden, schrijfster van het eerste handboek voor vrouwen. levenspad zijn en waaraan ik mij door onkunde vaak tot bloedens toe gestoten heb, voor mijn lezeressen, voor zover het in mijn vermogen is, weg te ruimen.' Ook mevrouw Catenius biedt steun. Ze besteedt veel bladzijdes aan allerlei mogelijke ellende waarvoor zij bijna altijd een oplossing weet. Het is niet vreemd dat zij zo uitvoerig is. Toen haar hand boek verscheen, waren er immers nog maar weinig ervaren Indië-gangers die mondeling informatie konden geven en bijvoorbeeld konden waarschuwen voor allerlei verschrikkelijke insekten. De arge loze Hollandse lezeressen moeten gegriezeld hebben bij het lezen over witte mieren: 'De diertjes zijn klein, geelwit en zien er als het ware vettig uit. Er is feitelijk niets aan deze geweldige plaag te doen. Schoonhouden, dikwijls vegen, blikken platen onder de pooten der kasten te plaatsen, de kasten 1 VA d.M. van den muur te houden, begietingen met petro leum, ziedaar de middelen, die aange wend worden, maar vaak zonder gevolg, daar in den regentijd in éénen nacht de plaag uit de grond opkomt. Zij boren een gat door den vloer en bouwen zoo voort tot aan, in en door uwe kasten met klee ding, boeken, plaatwerken, in één woord door alles!' Gelukkig zijn niet alle schrijfsters zo dra matisch. De geleerde mevrouw Rutten bijvoorbeeld houdt het wat aanpassen betreft op eenvoudige nuchtere maatre gelen onder het motto: 'Kijk uit uw eigen oogen, gebruik uw verstand!' Mevrouw Swaan daarentegen heeft een andere visie op het aanpassingsproces. Natuurlijk zijn er tal van zaken waar goed op gelet moet worden, maar het eigenlij ke probleem ligt volgens haar dieper. De vrouw in Indië kan, als zij niet oppast, geestelijk in verval raken. En hoe gemak kelijk gaat dat niet, juist in Indië, waar alle steun ontbreekt van de vertrouwde kerk, familiekring, vereniging, stand en fat soensbegrippen. De enige manier om zich tegen het afzakken te verzetten is het praktiseren van een dienstbare chris telijke instelling, door land en volk te leren begrijpen en vervolgens lief te krijgen om Christus' wil. Dat was een grote en zware taak, zeker bij de zorg die het eeuwig voortdurende huishouden vroeg. STRAALKACHELTJE Duizend huishoudelijke taken heeft de vrouw en zij moet ze allemaal even zorg vuldig uitvoeren. Of het nu gaat om bedienden controleren, de tuin bijhouden, de dagelijkse voeding samenstellen, zieke huisgenoten verplegen, feesten geven of recepties en diners verzorgen: de vrouw des huizes is verantwoordelijk. Voor alles wordt echter van haar ver wacht dat zij deze taken met bezieling uit voert, zodat zij als een bijzonder soort tro pisch straalkacheltje huiselijke gezellig heid in haar gezin uitstraalt. Daarvoor is het natuurlijk een eerste ver eiste dat het huishouden op rolletjes gaat. Is dat in het vroegste handboek van mevrouw Catenius nog een veelomvat tende taak, in de latere handboeken valt dit nogal mee. Mevrouw Rutten vindt zelfs: 'Op zichzelf beschouwd, is 't Indische huishouden eenvoudig. Werkelijk, zelfs met een aantal kinderen zult ge tijd te over hebben. Ook mevrouw Van Helsdingen vindt het huishouden niet zo belangrijk, al maakt ze zich erg driftig over de smerige vertrekken die 'keukens' genoemd worden. De luie gedachte dat er tóch niets tegen de viezigheid te doen is, veegt mevrouw resoluut van tafel: 'Wat er aan te doen is? Er is in huis toch wel een beter vertrek te vinden, dan wat tot dusver als keuken dient? Er zijn toch fornuizen? Er zijn toch kasten en aan rechten? En...er bestaat toch zoiets als controle?' BEDIENDEN Met de opmerking over controleren noemt mevrouw het belangrijkste bestanddeel van de omgang met bedien den. Of het nu om kokkie gaat of om de kebon, problemen zijn er blijkbaar altijd. De handboeken vertellen heel weinig over goede bedienden, ze richten zich vooral op de problemen die bedienden kunnen veroorzaken. De Hollandse huis vrouw moet goed begrijpen, dat als ze van deze luie wezens ook maar iéts gedaan wil krijgen, ze ten eerste altijd het goede voorbeeld moet geven zodat de bedienden zien hoe het moet, dat zij ten tweede voortdurend het opgedragen werk moet controleren en ten derde bij dit alles steeds haar zelfbeheersing moet bewa ren. O, dat is zo moeilijk, weet mevrouw. Want bedienden doen volgens haar

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 17