V school. Hoewel nu verdwenen uit het stadsbeeld van Jakarta en andere grote steden komen de dokkars duidelijk nog wel in de kleinere plaatsen voor. Het programma voor deze dag ziet er rus tig uit: na het ontbijt naar de plantentuin Cibodas en 's middags vrij. Hoe kwam men op het idee om zover van de bewoonde wereld een plantentuin aan te leggen? De negentiende eeuw was in Indië een tijd van velerlei wetenschappe lijke onderzoekingen. Vooral het natuur onderzoek werd intensief beoefend. Achter het paleis in Buitenzorg werd de plantentuin aangelegd, waar duizenden soorten planten en bomen uit alle wind streken werden geplant. Men had echter ook behoefte aan een tuin in een wat mil der en koeler klimaat, waarvoor Cibodas werd uitgezocht; in 1862 begon men met de aanleg en in 1889 werd de tuin geo pend. Cibodas ligt op een hoogte van 1400 meter; vanuit Cipanas dus nog een kleine 400 meter omhoog. De afslag vanaf de grote postweg is wat moeilijk te vinden en ligt op een kilometer of vijf vóór Cipanas. Daarvandaan loopt de weg al kronkelend steil omhoog. Aan weerszij den van deze weg liggen talloze bloe mentuinen en worden veel planten en bloemen te koop aangeboden voor de weekendgangers uit Bogor en Jakarta. De tuin was er met het doel om de bijzon der rijke bergflora van het gebied te beschermen en om er belangrijk bota nisch onderzoek te doen. Het prachtige park is ca. 80 ha groot en trekt jaarlijks ca. 80.000 bezoekers aan, die de vijftien meter hoge boomvarens, de rozenbed den, bloeiende bego nia's, een sprookjes bos met bemoste bomen en de eucalyp tussen en lelies komen bewonderen. De tuin vormt een geheel met een bosreser- vaat van ruim 1200 ha dat zich uitstrekt tot de toppen van de vulkanen Pang- grango en Gedeh. Het botanische onder zoek werd voorafgegaan door het verza melen van de collectie van ruim vijfdui zend - merendeel buitenlandse - exem plaren van planten en bomen, geschikt voor een gematigd klimaat. Op weg naar de plantentuin met onze bus voelen wij mee met wat L. Coupe rus eens schreef: 'Het is een heiligschennis hier door heen in een auto te draven, te slingeren en te wenden. Bergen en boomen, vergeeft wat ik doe'. Vlak vóór de ingang van de plantentuin is een schil derachtige pasar, waar een rijkdom aan groenten en fruit wordt aangeboden. Bij een vijvertje wast een nijvere familie kan jers van frisse, hei-oranje wortelen. De man achter het loketje geeft de gids de toegangsbewijzen en met schaamte zie ik dat wij voor twee Nederlandse centen een wereldwonder van uitgestrekte vel den en wouden te zien krijgen. Als Indonesië de gordel van smaragd is en als Java des gordels gesp is, dan is de plantentuin Cibodas een juweel van die gesp. Natuurlijk is een aantal van tachtig duizend bezoekers per jaar een respecta bel aantal, maar toch niet meer dan gemiddeld ruim 200 per dag en dat voor 80 ha of eigenlijk 1280 ha, dus gemiddeld op elke zes ha een bezoeker per dag gemiddeld. Voorzo'n schitterend natuur park dat zo goed wordt onderhouden is dat voor mij onbegrijpelijk. We zien al direct veel flora uit gematigde streken: Canadese bossen, Australische boomsoorten, Franse berken en dat vlak onder de evenaar. Dit is het vruchtbare Java, vriendelijk, met een overvloed aan schoonheid, gastvrij heid en natuurlijke lekkernijen. Het is er niet luxueus of mondain, geen zonneba denden, ziet men er geen café's of res taurants, geen bioscopen of speelgele- genheden, niets van dat alles, maar toch zou ik het nooit willen ruilen voor luxueu- se badplaatsen in Spanje of aan de Cöte d'Azur. Geef mij maar een slok tjendol boven een dure cocktail. En wat er in de omgeving van Cibodas te zien is doet u soms uw adem inhouden voor de over weldigende pracht van de natuur, de ber gen, de vergezichten, de meertjes en de uitbundige flora, kortom alle schoons dat de tuin van Cibodas en het erbij behoren de Gedeh reservaat te bieden hebben. We zien er kastanjes en eiken, rododen drons en oranjeachtige korstmossen. Ondanks de vrije dagen is het hier in de plantentuin niet druk, veel minder druk dan in die van Bogor, met vooral veel stu denten. Wij worden steeds door hen aangespro ken, allervriendelijkst. Na het gebruikelij ke 'darimana' vraagt er één, verwijzend naar het koele klimaat en de kastanje- en eikenbomen uit de gematigde streken: 'Hebt u hier niet het gevoel thuis te zijn in uw eigen land? Ik spreek geen Neder lands, dat leren we niet meer op school. Maar mijn vader en moeder spreken het nog heel goed. Als zij elkaar iets te vertel len hebben dat wij kinderen niet mogen weten gebruiken zij het Nederlands. Wij leren allemaal Engels en ik geloof niet dat ik veel leeftijdgenoten heb die Neder lands spreken. Wilt u mee op de foto? Maar geen somber kijkende mensen op de foto, zo zijn wij Javanen helemaal niet. Maakt u zich in dat ernstige Holland toch geen zorgen over ons. Het leven is heer lijk, vooral hier in deze plantentuin. Uw minister Pronk kijkt altijd zo ernstig.' En dan van het Engels overgaand in het Indonesisch: 'tida baik (te vertalen als: 'dat is niet goed' of 'hij is niet goed'), wij willen best vriendschap sluiten, maar onze vrienden moeten kunnen lachen; aan sombere, bemoeizieke metgezellen hebben wij een hekel. Net als Java.' Over dit gesprekje heb ik nog lang nage dacht en ik denk terecht. Meestal is het andersom en willen wij, als toerist, een foto maken en eens hoorde ik de komische vraag stellen: 'Bent u nu helemaal uit Negri Belanda gekomen om van mij een foto te maken? Dat is toch wel een hele reis.' 'Eigenlijk moet u betalen voor het nemen van een foto, maar omdat u uit Holland komt mag het voor niks.' 27

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 27