THEE'-ONDEItNEMING TdlIfoADAK Deze foto, waarschijnlijk genomen in 1938 of 1939, toont ons employés (met hun familie) van een thee-onderneming bij Tjibadak, ressorterend onder de Pondok Gedeh landen. Zevende van links, met pennen in de borstzak, is de heer A.J.J. Fischer. Voor hem in de stoel, met de baby op schoot, zijn vrouw R. Fischer-Schierbeek. De foto is eigendom van de dr P. Schierbeek. Helpt U ons aan de namen van de anderen? Reacties aan: Dr P. Schierbeek, Kranenburgweg 16, 2581 XXDen Haag. Telefoon: 070 354 21 69. mandikamer opdook. Het verschijnen van een vrouwengezicht in de waterput die naast het huis stond. Je mocht ook nooit alleen in de achterste vertrekken van het huis komen, daar was het 'niet goed'. Als ik op een avond op de achtergalerij van een guest-house zit, grenzend aan uitgestrekte sawah's en omzoomd door heuvels, bekruipt me opnieuw een gevoel van mysterie. Diepzwart is het. Hier en daar een lichtje en dan al die geluiden. 'Kuntil anak' zie ik niet. Gelukkig dat ik geen kind meer ben, denk ik. Mij kan nu niets gebeuren. Een paar dagen later, bij de Borobudur, weet ik het. Bij een van de stupa's haal ik het fotootje te voorschijn en laat het lang zaam in de schoot van Boeddha glijden. Het is goed. Tijdens mijn verblijf idealiseer ik. Voortdurend. Idealiseer, vergaar en bewaar. Het plastic tasje (Art shop 'NAGA' Malioboro 61Yogyakarta) wordt steeds voller. Bonnetjes, suikerzakjes, kaartjes met adressen, entreebewijzen, zwavel- steentjes. Noem maar op. Kleine tastbaarheden in plastic verpakt. De zwart-wit foto's uit het album van mijn ouders kleur ik in. Ik herken, rangschik en orden. Heden en verleden zoeken zigzaggend hun weg. In de vrouwen zie ik stukjes oma, moeder en zussen. De mannen worden afspiege lingen van stukjes opa, vader en broers. Ik ben van hier, maar toch. Als ik in de stuntelig gevoerde gesprek ken vertel dat ik in Jakarta geboren ben, groeit de twijfel. Een brede lach en vervolgens 'ah, kopi susu' of 'ah, gado gado' is het antwoord. Meer niet. Verwarring. In Nederland een pinda en hier? Een verdwaalde toerist. Wat ik allemaal wil zeggen kan ik niet vin den in 'wat en hoe in het Indonesisch' en de speciaal voor deze reis gevolgde cur sus Bahasa brengt mij ook niet verder. Ik blijf steken in taal. Voel-taal, stomme taal. Ook mijn dagboek blijft verstoken van taal. Anderhalve bladzijde feiten, meer kreeg ik niet op papier. (Alles zal ik vastleggen). Indrukken en emoties die ik niet in taal kon vatten heb ik omgezet in her en der geplukte bloemen en blaadjes. Hibiscus, blaadjes van de eucalyptusboom, een orchidee, een rijsthalm, een stukje bana nenblad. Later, terug in Nederland, ligt alles uitge stald voor me op de grote tafel. Met de gedroogde bloemen in het dagboek heb ik de geur niet mee kunnen nemen. Ik kijk naar de meegenomen tastbaarhe den. Mijn tropen-stilleven. Als de telefoon gaat hoor ik mezelf zeg gen: 'Ja ik ben weer thuis.' 32

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 32