Help! Een man in bed! J. Huijer-Poldervaart Dit was wel een avontuur, dat we niet licht zouden vergeten! Zeventien jaar oud zat ik met mijn vriendinnen Jetty en Anne voor het eind examen. We hadden heel hard geblokt en waren de dagen voor het schriftelijk behoorlijk zenuwach tig. Toen kwam mijn altijd vindingrijke vader met een geweldig plan ter afleiding. Hij ging ervan uit, dat watje nu nog niet kende ook niet meer te leren viel in zo'n laatste weekend, dus een tocht was de beste remedie tegen de zenuwen: terug naar de natuur. Dat was in Indië gemakke lijk te realiseren. Mijn vader kon in zijn functie bij de gemeente Bandoeng altijd eenvoudige optrekjes huren van het Boswezen. Het was heel primitief, maar wij vonden het heerlijk romantisch! Zo gingen we zaterdag heel vroeg richting Zuiderstrand! Het was onge veer drie uur rijden. We zetten onze zorgen opzij en genoten in een vrolij ke stemming van de prachtige Indische natuur. 'Boswezen' had de Indonesische oppas gewaarschuwd dat we zouden komen en hij stond dan ook trouw bij aankomst op ons te wachten. Het huisje lag eenzaam aan het mooie strand. Zand, rotsen en klapperbomen, de zon was heel warm en de golven sloegen bruisend tegen de rotsen. Een eindje van ons af was nog zo'n huisje, dat van de Paketvaart was. We hadden oude gymschoenen aan omdat er veel krabben rondkrioelden. We konden niet zwemmen in verband met allerlei gedierte en een sterke stroming, maar we sprongen, spetter den, dansten en zongen en voelden ons erg gelukkig en één met de heer lijke natuur. We dachten geen secon de meer aan examens! Toen we een paar uur later in het huisje terugkwamen, stond de nasi goreng klaar. De oppas had gekookt op een houtskoolvuurtje bij gebrek aan elektriciteit of gas. Rijst met een visje en een spiegelei en we dronken er klappermelk bij. We hadden ook flessen drinkwater en brood meege nomen. We gingen aan de ruwhouten tafel zitten in het kleine eetkamertje en smulden van ons eenvoudig maal tje. Vlak boven onze hoofden zwaai de als een waaier een flink stuk kar ton heen en weer tegen vliegen en andere insekten en om ons koelte toe te wuiven. Het stuk karton zat aan een touwtje vast, dat door een gat in de wand over een katrolletje liep naar buiten. Aan de andere kant van de muur lag een jongeman op zijn rug op de grond met een bundeltje kleren onder zijn hoofd. Het touwtje was aan zijn grote teen vastgemaakt en zo schommelde hij met zijn been de waaier heen en weer tijdens onze maaltijd. Wij vonden het komisch en ook een beetje zielig, maar de oppas zei, dat de jongens uit de kampong vochten om dat baantje, omdat het eten dat over was (en daar zorgde de oppas wel voor!) voor hen was en bovendien lag er na afloop altijd een geldelijk beloninkje onder elk bord. Dat was de gewoonte in Indië. Mijn vader was heel royaal, dus dat had de jongen gauw verdiend! Intussen was er een boot van de Paketvaart aan de horizon versche nen, die buitengaats voor anker ging. Met een motor sloepje kwamen drie bemanningsleden naar de wal en gin gen naar het huisje. Het was voor ons een lange dag geweest, en aangezien we maandag weer fit en uitgerust op het examen moesten verschijnen, gin gen we vroeg naar bed. Er waren twee slaapkamers in het huisje, een voor mijn ouders en een kamer met drie bedden voor ons. Verder was er een terrasje met een paar stoelen. Als verlichting hadden we een olie lampje in een lampetkan. En als er wat was, zei moeder, dan konden we drie keer op de muur kloppen. Mijn vader sloot de achter deur van de kamer en wij zouden de voor deur op slot doen. En al gauw sliepen we als rozen! Maar dat duurde niet lang. We schrokken opeens wakker door gestommel op het terras en bij het licht van de maan zagen we door het raam een man in de richting van de deur waggelen. Hij maakt nog bijna een duikeling over een stoel en we merkten dat hij goed dronken was toen hij een grote variatie van lelijke woorden spuide. Tot onze ontsteltenis bedachten we dat we vergeten waren de deur op slot te doen. Jetty, die bij het raam lag, kwam met een gil uit bed. Wij namen een schoen en sloe gen drie keer hard op de muur. Heel vriendelijk werd er door mijn moeder teruggeklopt en later vertelde ze, dat ze tegen mijn vader zei: 'Ze slapen nog steeds niet, die meiden!' Maar intussen was de man binnengekomen, deed zijn jasje uit en slingerde die over de grond en ging met een kreun het bed in! Wij klopten weer drie maal op de muur en waren doods bang in het hoekje achterin de kamer gaan staan. Gelukkig, o, wat een ver ademing, kwam mijn vader ons te hulp. De man in bed reageerde ner gens meer op. Hij was vast in slaap. Mijn vader bracht ons naar de andere slaapkamer, pakte daarna het jasje van de vloer, blies het nachtlampje uit en ging in pyjama naar het andere huis en bonsde op de deur. Twee mannen met slaperige gezichten deden open. Mijn vader bracht hen aan het verstand wat er gebeurd was en zei, dat ze de rest zelf maar moes ten klaren! We hoorden eerst nog een druk gestommel in het donker en gescheld, maar toen werd het weer stil. Wij hadden ons intussen opgevouwen in de drie bedden bij mijn ouders. Toen we wakker werden, was het schip reeds verdwenen. In de loop van de zondag gingen we weer lekker bruinverbrand en fit naar huis, vol over het avontuur aan zee. Nog even de goede afloop: we zijn alle drie geslaagd! 46

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 46