I
INDISCHE JAREN
i
- JBSfc
DJOCJAKARTA 1936 - 1937
12
door F.W. Kaptijn
Van negen tot twaalf (II)
De jaren in Djocja behoren toch al tot de
mooiste van mijn vroege jeugd, behalve
Kali Derang en het zwembad in de stad
werden we verwend met tochtjes naar
Tawangmangoe, een bergstadje even
lager dan Sarangan, op de westelijke hel
ling van de Lawoe.
De naam alleen al brengt de lucht van de
kittige paardjes weer in herinnering en de
smaak van aardbeien en pannekoeken.
Andere vacantiebestemmingen waren het
Waterkasteel waar de beschaduwde en
met mos begroeide vijvers door oude
Hindoebeelden bewaakt werden; de tem
pels van Boroboedoer en Prambanan, de
Tjandi Mendoet op de vulkanische hoog
vlakte. Met vrienden huurden we een
hele bus om daarmee via Bantoel en
Galoer naar de Zuidkust van Java te rij
den. In de monding van de Kali Progo
konden we zwemmen vanaf een klein
stukje strand en de nabijgelegen grotten
onderzoeken. Een andere keer werd het
Parangtritis, over de Kali Opak, waar het
Duizendgebergte begon, het domein van
Njai Loro Kidoel, godin van de Zuidzee.
In ieder geval een geheimzinnige streek,
zoals heel de Vorstenlanden een waas
van vervlogen tijden, iets sprookjesach
tigs hadden.
Dichter bij huis wandelden we 's zondags
wel met vrienden naar de melkerij
'Tjemara-hoeve' om daar een koel glas
karnemelk te drinken, met de jongens uit
de kampong. Wij voeren er rond op 'n
stuk pisangstam, kedebok pisang gehe
ten, en leerden de katjongs schoolslag en
crawl. Mijn ouders wisten daar niets van.
Op de fiets leerde ik de stad kennen. Van
de kraton over Malioboro naar Toegoe tot
Paal Poetih, Condolajoe en Gondokoe-
soeman of Pakoening Ratan in, waar ook
een vriendje woonde.
De fraaie bergenbuurt, waar vele huizen
namen hadden waaronder een die ik
nooit begrepen heb, 'Djogokerten'. Zou
het een oudere vorm van Djocjacarta zijn
geweest? 'Kratonwachter'?
Over de nieuwe Dr. Yap Boulevard langs
het ooglijdersziekenhuis van deze
beroemde oogarts of zelfs tot aan het
vliegveld Maguwo, waar wij de F-Vll's van
de Luchtvaartafdeling bewonderden, die
met hun mitrailleurs tussen de propeller
bladen door schoten. We hoefden ons
nooit te vervelen.
Toegoe
Tijdens de grote vacantie ging mijn vader
voor de zaak op tournee zoals dat heette.
Daarbij werden met de inmiddels aange
schafte nieuwe Dodge allerlei kleine
plaatsen bezocht. Mijn vader dacht dat
het voor mij wel leerzaam zou zijn als ik
met hem mee ging. Ik sprong een gat in
de lucht want dat betekende een week
samen op stap, heerlijk autorijden, in klei
ne hotels of pensions slapen en onder de
strenge ogen van Ma vandaan.
Zo zag ik de zuidelijke helft van Midden-
Java dat tot het rayon van Kolff-Buning
hoorde. We bezochten Poerworedjo en
Keboemen op één dag. De Europese
gemeenschap was van tevoren door een
advertentie op de hoogte gebracht. De
plaatselijke hotelier stelde ruimte beschik
baar waar de boeken konden worden uit
gestald en bestellingen gedaan. De
belangstelling in Poerworedjo was zeer
matig zoals mijn vader al verwacht had.
De rijsttafel in het hotel is mij bijgebleven
als de beste die ik ooit heb gegeten. Laat
in de avond kwamen we in Keboemen
aan waar we in de pasangrahan over
nachtten. Hier kreeg mijn vader het de
andere ochtend druk en tevreden reed hij
met de afgeladen wagen naar Tjilatjap.
Nou ja, wij reden mee, Ahmad zat aan
het stuur en bediende met zijn blote voe
ten feilloos de pedalen.
In Tjilatjap deed mijn vader ook goede
zaken.
Het hotel waar we overnachtten was van
een Haarlemmer, een stadgenoot en die
twee bleven nog lang napraten op de
voorgalerij. Met een tussenstop in
Poerwakarta haalden we dezelfde pas
angrahan in Keboemen nog op tijd voor
de avondmaaltijd. Mijn vader had er een
voortreffelijke nasi-goedek gegeten en
wilde dat genoegen nog eens smaken. Ik
vroeg mij af waarom we thuis zo vaak
aardappels aten als mijn vader zo'n rijst-
liefhebber was.
Zaterdag waren we weer thuis en ik had
heel wat om over op te scheppen tegen
mijn vriendjes.
Maar dat kon Frits Gonggrijp ook. Als
zoon van de Gouvernementsarts mocht
hij met zijn vader mee op tournee. Als dat
niet te ver weg was mocht ik ook wel
eens 'gontjèng' en zo heb ik verschillende
gevangenissen van binnen gezien. Een
beetje angstig bekeken we de 'setrapans'
in hun gestreepte kleren en proefden in
de keuken met de dokter mee hoe de
rode rijst met vis smaakte. Ik vond het
een beetje muf en was blij dat we van de
mantri een glas rozenstroop kregen.
Er gebeurden ook angstige dingen voor
ons als gezin. Eens werd ik midden in de
nacht uit bed gehaald. In de huiskamer
lag mijn vader op de divan te kronkelen
van de pijn in z'n buik. We hadden geen
telefoon en ik werd er op uit gestuurd om
dokter Sim Ki Ay, onze huisarts, te gaan
halen. Hij kwam dadelijk mee. Mijn vader
bleek buikvliesontsteking te hebben en
werd met spoed naar het ziekenhuis te
Gondokoesoeman vervoerd en door dok
ter Pruis geopereerd. Het was ernstig
geweest, mijn oom uit Bandoeng kwam
zelfs over. Gelukkig stamde mijn vader uit
een sterk geslacht, zoals mijn oom ons al
verzekerd had en hij herstelde spoedig.
Na een verblijf in Kali Oerang hervatte hij
spoedig zijn werkzaamheden.
Vanwege mijn zwaarlijvigheid werd ik lid
van de padvinderij, dan zou er wel iets
afgaan, dachten mijn ouders.
Maar de oorzaak van mijn dikte lag
ergens anders.