f rm 13 Zeker op de dagen dat wij aardappelen aten kwam ik, in de middaguren, bij vriendjes waar altijd iemand zat te eten of te snoepen. 'Ajo, eet dan mee jij!' 'Nee mevrouw, dank u. Ik heb thuis al gegeten', beleefd watertandend. 'Ach, een beetje snoepen dan, ja?' en zeg maar eens nee tegen zoveel vriende lijke gastvrijheid. Mijn moeder en die van mijn vriendje ont moetten elkaar in de soos. 'Uw zoontje houdt erg van Indisch eten, ja mevrouw?" 'Hoezo, mevrouw???' En dan volgde het verhaal over mijn grote trek in sambalans, frikadel, ketan met klapper, abon, ebbie, wat al niet. Thuis zwaaide er wat. 'Ik zal jou leren bij andere mensen te gaan eten, hier...' en er werd een hoog- opgetast bord met aardappels, rode kool of biet, andijvie of zoiets, voor mijn neus gezet. 'Opeten!' Leuk was anders, maar zwoegend werkte ik me door de berg eten heen. Om twee uur ging de slaapka mer van mijn ouders dicht en verdween ik geruisloos op blote voeten richting Wimpie, Dodo, Nono of Dickie. En altijd waren er de verleidelijke geuren uit de keuken en een moeder of tante met de vriendelijke uitnodiging om een hapje mee te eten. En zo kwamen de pondjes erbij. In Djocja kregen we gezinsuitbreiding, een zusje. We verhuisden naar een gro ter huis aan de Sultans Blvd, hoek Progoweg, niet ver van de Kali Tjodeh. Om mij wat slanker te laten worden liet mijn moeder me naar school lopen. Ons huis lag nu echter wel op de weg van school naar de stad zodat ik trots mee reed in de Dodge van de ass.-resident en op de hoek uitstapte en achteloos fluitend ons erf op liep. Het was 1937 waarin de Pakoe Alam zijn vader had opgevolgd en in het huwelijk trad met een Zwitserse schone. Dat werd gevierd met een grote Pasar Malam en festiviteiten in de kleine Kraton. Djocja was ook de stad waar iedere dag om zes uur het kanonschot klonk op het fort, de Benteng, waarvan de kanonnen op de Kraton gericht waren, zo werd ver teld. Op windstille dagen kon je even na dat schot een wolkje kruitdamp zien opstij gen. Vaak zaten we tot die tijd met een groepje jongens bij elkaar op de eerste verdieping van Toko Djoen, aan Malioboro, ijsjes te eten; van die dure die wel een gobang kostten. We hadden daar een prachtig uitzicht over Malioboro en bespraken alles en iedereen, wijsneuzen die we waren. De meest gangbare onderwerpen waren de laatste film van Errol Flynn als Robin Hood, de komende Wereld-Jamboree in Vogelenzang en de verrichtingen van het Indische elftal in Holland. Onze water- vlugge spelers en de onnavolgbare keep er Mo Heng zouden'de Hollanders wel eens een lesje leren. De avonturen van Flash Gordon volgden we in 'd'Oriënt', er was sprake van een film over onze held, die wilden we beslist zien. In de soos genoten we van de film over de reis van de KXVIII, Twintigduizend mijlen onder zee'. Vanwege de Wereld-Jamboree hielden de plaatselijke padvinders ook een rallye. Drie dagen zouden we in een tentenkamp verblijven, helemaal van de buitenwereld afgesloten door een afscheiding van ijzer- draad. Onwetend van het feit dat we voor het eerst achter de 'kawat' zouden ver dwijnen, marcheerden we het dorre gras veld op. Er deden acht troepen mee. Wij, de groene 'katholieke' troep, waren van ouds Dk II geweest. Krap twaalf man sterk konden we nauwe lijks twee patrouilles vormen. Bij de meeste wedstrijden kwamen we als laat- sten op de lijst. De tweede dag vielen we om van de slaap omdat de nacht al pra tend en verhalen vertellend was doorge bracht. Ons eten brandde aan of was niet gaar. Moeders met een vooruitziende blik waren stiekem aan de kawat verschenen met boengkoesjes die ons het leven red den. Gelukkig waren wij goed bij het kampvuur omdat Chris Lux zijn guitaar had meegenomen. Wij zongen met succes het bekende cow boy-lied 'Ammenokohèn' en dat moet de enige reden zijn geweest waarom we niet als numero acht maar als zeven eindig den. Geen van de Djocjase padvinders werd afgevaardigd naar de Jamboree. Jaren later ontdekte ik dat de titel van ons cowboylied luidde Tm an old cowhand, From the Rio Grande' We maakten ook al ernstige zaken mee als padvinders. Samen met de andere troepen, Rood-wit (Parindra), Blauw, Geel, Zwart (Chinezen), kregen we onderricht in een soort Bescherming Bevolking. Er woedde al een felle oorlog in China, de Spaanse Burgeroorlog was uitgebro ken en het rommelde in Midden-Europa. Onze taak zou het zijn om mensen naar de schuilloopgraaf te begeleiden en te leren een gasmasker om te doen. Daar dienden we zelf eerst achter te komen. De instructie kregen we op een grasveld naast het fort. Op zo'n vijftig meter afstand stonden honderden nontonners zich af te vragen wat die Belanda's nu weer uitspookten. Het leek eenvoudiger dan het was, vooral nadat een paar gas kamers waren gebouwd en traangas op ons los werd gelaten. Lui die geintjes dachten te kunnen uitha len om makkelijker te ademen kwamen huilend en proestend tot de ontdekking dat dit onjuist was. Het was al met al toch een benauwende ervaring in die loop graaf en de afgesloten gaskamer. Er was ook reden tot feesten. In de d' "Oriënt" verscheen een radiogra fisch overgeseinde tekening van de jonge Prins met wie onze Prinses Juliana was verloofd. De beroemde tekenaar Billy Cam had er de laatste hand aan gelegd en de latere foto's bevestigden de juist heid van het beeld. Het huwelijk vond plaats in 1937. Brandende vetpotjes langs alle huizen en straten gaven de stad een feestelijk aan zien, Juliana en Bernhardborden en plak katen alom en het grandioze vuurwerk maakten het voor iedereen een onverge telijke gebeurtenis. (wordt vervolgd)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 13