POERRIÉ'S PERIKELEN Luilekkerland J.G. Yssel De Schepper ALLE VERZEKERINGEN Vlaamse gaaien, woudduiven, merels, kraaien, spechten, meesjes, sperwers, boomklevers, eksters, mussen, rood borstjes: niet allemaal tegelijk en afhan kelijk van het jaargetij is een heleboel van dat gevederd spul in onze tuin te vinden. Afgelopen zomer zaten hier zelfs twee winterkoninkjes. Wel vreemd, want vol gens mij is dat een soort die je alleen in de winter ziet. Ik vraag mij trouwens af hoe het vrouwtje van een winterkoninkje genoemd wordt. Misschien wel winterkoninginnetje. Laat maar. Jammer blijft dat alleen het koninginnetje de zomer overleefd heeft. Gijs, de rode kater van buurvrouw Aadje, heeft het mannetje te pakken gekregen. Dat gebeurde vlak voor onze ogen. Nel schreeuwen, natuur lijk. Ik ook, zelfs zo hard dat de buurman naar buiten kwam rennen omdat hij dacht dat er een ongeluk was gebeurd. Gijs kreeg er natuurlijk ongenadig van langs. Een plens water over zijn donder en drie dagen geen volbeladen schoteltje Gourmet Paté met Rundvlees. Dat beest wist niet wat hem overkwam toen hij - met het piepkleine vogeltje weggestopt in zijn bek - trots voor ons staand dacht dat hij een pluim zou krijgen voor zijn hel dendaad. Mis poes. Als een van die sperwers verschijnt, is het hier trouwens ook paniek. Dat beest zie je niet aankomen. Letterlijk als een bliksemschicht komt hij (of zij) uit de lucht vallen en gaat er met de prooi vandoor. Daarna is het een hele tijd stil en zie of hoor je ook geen vogel meer. Zelfs Gijs heeft het niet op die rovers. We hebben hem een keer met opgezette haren en plat in de nek gelegde oren de honderd meter zien sprinten toen een sperwer met prooi optrok uit zijn duikvlucht. Zonder doping heeft hij toen een nieuw wereldre cord gevestigd. Wie we hier al een hele tijd niet gezien hebben, zijn de meeuwen. Maar daar zijn we niet rouwig om, want als die zo ver landinwaarts voedsel komen zoeken, is het al erg lang heel erg koud geweest. Daar hebben we dus geen behoefte aan. Maar aan die broeierige hitte van de maand juli ook niet. Leek wel Jakarta in de kentering, al was het natuurlijk wel fijn datje 's avonds lang buiten kon zitten. Wij doen dat achter het huis, onder zo'n grote Chinese parasol. Dat ding staat er de hele zomer uitge klapt. Het doek ziet er niet uit, zit vol grauwe vegen en vogelpoep. Reden waarom we de parasol de hele zomer niet dichtklappen is dat de vlak naast ons platje staande 36 jaar oude denneboom van onze buurvrouw niets anders doet dan rotzooi strooien. Als je dat gevaarte als kerstboom midden op De Dam neer zet, kunnen ze vanuit Maastricht van de lichtjes genieten, zo groot is hij. Hij is ook mooi, maar alleen aan de buitenkant. Als je er onder gaat staan en naar boven kijkt, schrik je je wezenloos. Dan zie je echt één enorme wirwar van stoffige dorre taken. Bij het minste zuchtje wind komt daar dus een ongelooflijke troep vanaf. Klappen we die parasol dicht, dan moeten we de tuinset en een goed deel van het platje een keer per dag schoon maken. En als het goed waait een paar keer. Daar ben ik dus al te oud voor. Maar dat is nog lang niet alles. 's Morgens vroeg is het helemaal raak, dan krijgen we het heen en weer van de boven in de boom huizende woudduiven, die vroege vogels koeren ons voor dag en dauw het bed uit. Ondanks de verwoe de klimpartijen van Gijs en een paar zwerfkatten blijven die lawaaimakers zich in de boomtop handhaven. Jaar in jaar uit zorgen ze ervoor dat je niet kunt uitsla pen. Maar ik moet toegeven dat hun gekoer niet zo storend is als het klokkengelui van de kerk hier vlakbij. Dat klinkt vooral in het najaar zo naargeestig, datje - wakker geschrokken - onwille keurig aan een overstroming of andere natuurramp met wateroverlast denkt en haastig je sieraden en verzekeringspapie ren bijeen zoekt. Het plattelandsleven heeft zo zijn beko ringen. Waar Nel en ik ook veel plezier aan beleven, is het regelmatige bezoek van egels. Meestal komen ze 's avonds laat naar eten schooieren. Daar moetje terdege rekening mee houden, want die dieren mogen bijvoorbeeld beslist geen vethoudend voedsel en melk hebben, is me verteld. Laatst zaten we weer buiten, in het stikkedonker maar met een zaklamp bij de hand omdat je hier bij duisternis de meest onverwachte dingen kunt meemaken. Plotseling hoorden we iets dat op geknor leek. Het kwam vanon der een struik, ongeveer twee meter van ons vandaan. Nel stond al binnen voordat ik de zaklamp te pakken gehad. In de richting van het geknor schijnend, kreeg ik twee volwassen egels in de lichtbundel. Ze stonden tegenover elkaar, vrijwel neus aan neus naast een schoteltje waarop een restje voer voor de zwerfkatten lag. Beurtelings vooruit en achteruit schuif elend bleven ze nijdig tegen elkaar knor ren. Dat ging zo een hele tijd door, totdat er een zich geïntimideerd terugtrok. Achtervolgd door de andere, maakte hij zich achteruit uit de voeten. Ik heb ze niet gevolgd, maar de knorgeluiden hielden nog een hele tijd aan en verplaatsten zich door onze tuin en die van de buurvrouw. Geen van beide kwam terug. De voedsel- restjes bleven onaangeroerd. Kennelijk waren die anders zo goedmoedige beest jes door het herrieschoppen zo opgewon den geraakt dat ze hun eetlust hadden verloren, of vergeten. Bij die gebeurtenis kwamen mij de beelden van die duizen den uitgehongerde Ruwandese vluchte lingen voor de geest. Apathisch in de rij staand voor een beetje voedsel of water, vaak cru op hun plaats gewezen, hebben ze nauwelijks fut meer om herrie te schoppen en kunnen zelfs hun magen niet meer knorren van de honger. Hebben die dieren hier een leven als een luis op een zeer hoofd. Wij ook. Leven we, vergeleken bij zoveel anderen, toch in een luilekkerland. (advertentie) Alg. Assurantiebedrijf "Argo" Kantoor en woonhuis Com. de Witt- laan 83, Den Haag, tel. 070 - 355 71 72 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 14