die tijd met haar en haar man. Dat heb ik
alles maar met me opgedragen. Later
werd het zodanig weergegeven dat het
niet de juiste versie was, dus op hun
manier, zodat ik altijd aan het kortste eind
trek en telkens is het zo. Soms weet ik
het echt niet. Ik heb alles gedaan in mijn
vermogen, ook met bidden. Hielp niet.
Want zij deden ook hun guna-guna, black
magie zal ik maar zeggen."
"Mr. Baker van het hoofdgebouw was
hier. Toen hij kwam herkende hij me nog
van 't oude gebouw. Hij vroeg m'n hulp.
Hij moest erg veel telefoontjes maken en
toen heb ik hem onmiddellijk verwezen
naar deze Siti, omdat ik wist dat ik geen
recht had op telefoneren. De telefoon
was achter slot en grendel in de kamer
van de directeur en zij heeft de sleutel.
Nou, toen heb ik hem aan haar voorge
steld. Maar dat viel ook niet in goede
aarde zo gezien, waarschijnlijk door haar
kortzichtigheid omtrent de etiquette. Ik
heb haar uitgelegd wat hij wou en ze ging
dus naar de directeurskamer met Mr.
Baker. Toen werd er getelefoneerd, maar
't duurde zo lang en waarschijnlijk kreeg
hij niet wat hij wou. Na een tijdje kwam hij
weer langs om naar haar toe te gaan in
die andere zaal. Maar hij draalde zo. Ik
probeerde voorkomend te zijn en zei
tegen hem: 'Kan ik u helpen?' 'Ja, ik zou
graag nog eens bellen.' Nou goed, en
omdat ik dacht dat ik hem een dienst kon
bewijzen, en dat was toch het belangrijk
ste van alles, ben ik maar meteen naar
de telefoon gestapt, zonder verder na te
denken dat er mogelijke consequenties
uit voortvloeiden met die Siti. Nou en toen
heb ik voor hem opgebeld. Het was een
pater in de Jalan Sudirman, Romo
Aloysius. Maar ik kreeg hem niet aan de
lijn. Hij was net maar weg. En ik kreeg de
secretaresse aan de lijn, tenminste ik
dacht dat 't de secretaresse was. Maar 't
duurde heel lang voordat ze papier en
potlood bij elkaar scharrelde en uiteinde
lijk kwam ik te weten dat hij om een uur
terug zou zijn. Toen drukte ik haar op 't
hart, dat ze alles moest vertellen. Dat een
zekere Mr. Baker van 't hoofdkantoor hier
was en dat hij heel graag met Romo
Aloysius wilde spreken. Nou goed, toen
het afgelopen was, heb ik de telefoon op
de haak gedaan. Toen ging ik de deur uit
en rapporteerde dat aan die Siti, die in de
andere zaal zat. En al die tijd dat ik zat te
telefoneren met Mr. Baker ging een van
de jongens heen en weer om te controle
ren. Dat wou ze zo. Nou in elk geval, toen
ik klaar was, ging ik naar haar toe en zei
haar, dat ik voor hem opgebeld had en
toen, ze was er al niet lekker over, zei ze
'Wat is 't nummer? Ai, als ik me niet ver
gis is het 2912 of zo in die trant. Heb je
alles opgeschreven in het boek? En het
nummer? Dat moet altijd worden opge
schreven.' 'Nee, want ik ben bang dat het
weer verkeerd is van mij straks. Hij was in
een hurry en toen heb ik het voor hem
gedaan.' 'Hoeveel telefoongesprekken
heb je gemaakt?' 'Een! Mr. Baker wou
Romo Aloysius spreken, voordat hij weer
naar Surabaya ging. Hij was in een hurry.
Ik heb alleen Romo Aloysius gebeld.
Maar 't duurde zo lang. Het was geen
secretaresse maar 't was de werkster en
het duurde lang voordat ze pen en papier
bij de hand had. Ik dacht er niet aan. Ik
was toch bezig met het telefoongesprek.
Ik heb voor hem gebeld, voor Mr. Baker,
om hem een dienst te bewijzen. Dat was
toch het belangrijkste van alles. Het duur
de allemaal zo lang en hij had veel haast.'
Nou, telkens kwam ze naar me toe om te
vragen wat het nummer was. Dus ze wou
me alleen maar een standje geven voor
al die mensen. En ze keken me met grote
ogen aan. Uiteindelijk kwam haar man bij
de tussendeur en zei: 'Nou, laat maar,
laat haar maar,' zo in die trant. Hij heeft
mij voor schut gesteld voor al die men
sen, die mij maar aankeken. Ik weet niet
precies wat hij allemaal gezegd heeft. In
elk geval heeft hij weer opgerakeld dat ik
niet zelf aan de telefoon mocht komen en
allemaal op zo'n toon en voor al die
lezers. Voor mij was 't eigenlijk dat ik
geen herrie wou in het bijzijn van die
mensen. Dat is toch niet te doen. Dat
geeft geen goeie indruk in de leeszaal."
"Er was iets gebeurd waar mijn man bij
betrokken raakte namelijk dat Soebroto
me uitgescholden heeft voor
H-O-E-R. En dat heeft een lezer gehoord,
minstens een lezer. Is zijn naam ooit
genoemd? Ik heb zijn naam nooit
genoemd. Ik heb hem altijd in bescher
ming genomen, anders zouden ze hem
bewerkt hebben. Als ik me goed herinner
ging het zo. Ik deponeerde gekochte boe
ken bij de jaga in het wachthuisje buiten
het gebouw en zei erbij: 'Wil je het alsje
blieft voor me bewaren, anders krijg ik
weer te doen met die Soebroto. Die zegt
er dan weer wat van. Dat heeft hij ge
hoord, want zijn kamer ligt aan het einde
van de gang. Hij kwam direct naar buiten
en zei: 'Dit is een van de redenen dat ik
boos word. Dit geeft aanleiding tot her-
ries.' Ik probeerde me te verdedigen en
zei: 'Ik heb zeker niet teveel gezegd. Je
hebt altijd op alles wat aan te merken.' En
toen zei hij dat tegen mij, dat vulgaire
woord, je bent een ouwe hoer. 'Ik zal
geen herrie schoppen, maar wees erop
voorbereid dat ik stappen onderneem. Ik
zal mijn man erbij betrekken', heb ik zo
gezegd. 'Ik kan ook opkomen', zei hij. In
elk geval kan hij met grove daden, zal ik
maar zeggen, tegen mij opkomen. 'Je
doet maar', heb ik gezegd. En toen mijn
man mij 's middags kwam ophalen, heb ik
het hem verteld. En hij was er niet over te
spreken. Soebroto was in zijn auto en hij
heeft het raam gesloten en mijn man was
natuurlijk woest. Soebroto is een lafaard;
hij durft niet van man tegen man. Maar
daarbij bleef het niet. Om 4 uur in de
namiddag kwam hij terug met mensen in
de auto, gali, vechtersbazen zogezegd.
Mijn man heeft toen hulp gevraagd bij zijn
zwager, Wahjudi, die bij de politie is en
die heeft alles geregeld. Maar we waren
er niet lekker over. Een paar dagen later
kregen we tegen middernacht bezoek
van de politie, de wijkmeester van zijn
wijk en de wijkmeester van onze wijk.
Kun je nagaan, tegen middernacht. Dat is
een hele blaam voor ons in de buurt.
Toen heb ik ze uitgelegd hoe alles in
elkaar zat. Dat hij mij had uitgescholden
voor H-O-E-R op 't kantoor in het bijzijn
van anderen. Ik heb hem gezegd, dat ik
mijn man zou inlichten, dat die daar niet
over te spreken zou zijn. En dat we het er
niet bij zouden laten zitten. Dat heb ik
gezegd. Toen wisten ze pas hoe de vork
in de steel zat. En nota bene zat hij daar
in zijn auto bij het huis van de wijkmees
ter, begrijpt u. En dat wisten wij ook niet.
Dus hij heeft de politie naar ons toege
stuurd. En ik kwam te weten uit het
gesprek dat de wijkmeester van Soebroto
niet beter wist dan dat ik een heleboel
mensen naar hem toe zou sturen, want
ze stonden ook al paraat. Maar ik heb
niemand achter mij. Hij heeft gali inge
huurd. En als mijn man niet toevallig een
zwager, Wahjudi, bij de politie had gehad,
die alles geregeld heeft, dan weet ik niet
hoe het zou zijn afgelopen. Soebroto treft
blaam, ons niet. Het is maar goed dat
mijn zoon niet thuis is. Ik heb hem hier
speciaal niets over gezegd. Had ik 't
maar gedaan! Want hij weet precies hoe
je zoiets moet aanpakken. Die Soebroto,
een lafaard is hij! In elk geval moet hij
maar 'minta ma'afmoet hij maar vergif
fenis vragen als 't hem spijt, heb ik zo
gezegd."
Epiloog
De middag van de 15e april was Lara,
nadat ze bij het bureau voor rechtshulp
was geweest, met de becak naar de
woning van de directeur gereden. Ze
wilde hem opheldering vragen inzake
haar, in haar ogen onterechte ontslag. Ze
kon niet vermoeden hoe anders de din
gen zouden verlopen als ze zich had
voorgesteld. Ze was binnen gelaten in de
ontvangkamer, waar ze enige tijd had
moeten wachten. De luiken waren
gedeeltelijk gesloten om de zon te weren,
desondanks was het er warm geweest.
Haar gezicht en handen waren klam en
vochtig geworden. In het half donker had
ze hem niet zien komen van achter het
gordijn dat de ontvangstvertrek van het
Lees verder op blz. 29
20