HET EERSTE ONTBIJT
Een foto uit 1936 van de
B.P.M. Handelszaken in
Palembang. Het was een
feestje in de sociëteit.
Enkele bekende namen zijn:
de heer en mevrouw Vink, de
heer Wagener, de heer en
mevrouw Rosel, de heer en
mevrouw van de Linde, de heer
Billitz, de heer Inen, de heer
Schippers, de heer en mevrouw
Keijser, de heer en mevrouw
Rozequist, de heer en mevrouw
Schnizler, de heer Schuitema.
Ingezonden door mevrouw
Rummens-Fremouw
Nevelslierten hangen over de theetuinen
van een plantage op de hellingen van
Gunung Gedeh. Het is vijf uur in de mor
gen, donker, koud en een beetje grieze
lig-
Voorzichtig gaat de achterdeur van het
grote huis open. Drie figuurtjes in pyama
sluipen er uit.
Daar achter in de tuin, straalt tussen de
bilikwand, een licht dat hen toewenkt.
Even gaat er een huivering door de kin
deren heen, maar het vuur trekt het aan.
Haastig rennen zij erheen. Piepend gaat
de deur van de dapur open. Zwijgend
komen ze binnen. Zwijgend worden ze
ontvangen. Men schuift wat op en rillend
hurken zij tussen de anderen rond het
vuur. Een lampu templek verlicht schaars
de omgeving.
Pak Kunasan rookt een strooitje, de
sarong over zijn schouders getrokken
tegen de kou.
Mak Hadijah raspt een klapper, de twee
jongens verzorgen het vuur. De drie klei
ne gasten genieten van de sfeer.
Op het vuur staat een dangdang en kuku-
san en daarin stoomt het ontbijt. Zo nu en
dan controleert Mak Hadijah de inhoud
van de kukusan. Deze handeling wordt
door allen met belangstelling gevolgd.
Buiten is het nog donker, soms kraait er
een haan maar in de dapur van Mak
Hadijah is het gezellig en ruikt het naar
gestoomde singkong. Weer een kijkje in
de kukusan, er wordt met een vork
geprikt. Het ontbijt is gaar. lederen rekt
zich uit. Met een 'bismilah' tilt Mak
Hadijah de kukusan uit de dangdang en
kiept het eten in een kom, waarna het
vingers gewassen en aan een doek afge
veegd. Dan staan ze op om aan hun dag
taak te beginnen. Ook de gasten uit het
grote huis staan voldaan op. De oudste
fluistert 'Nuhun Mah' en gedrieën rennen
bestrooid wordt met geraspte klapper.
Het water in de dangdang zingt. Met een
gajung schept Mak Hadijah het warme
water in de mokken voor de koffie tubruk
der ouderen. De kinderen krijgen thee.
Met de woorden 'Mangah dahar' wordt
een ieder tot eten genodigd. Zittend op
de baleh, baleh, in de dapur met emaille
borden voor zich wordt het ontbijt met de
vingers genuttigd.
Wanneer allen verzadigd zijn, komt een
kommetje met water. Daarin worden de
ze huiswaarts, kruipen in hun bedjes en
slapen verder.
Tegen acht uur worden de kinderen
gewekt, dan volgt het ochtendgebeuren
van wassen, aankleden en ontbijten.
De moeder maakt zich zorgen over hun
slechte eetlust. Het is ook hun tweede
ontbijt.
B. Bellé
21